Amos 3:15

Huizen worden verwoest

Als ‘het huis van God’ – dat is de betekenis van de naam ‘Bethel’ – ten ondergaat, kan er voor geen enkel huis bestaansrecht meer zijn. Bethel doet zijn naam allang geen eer meer aan. God is vervangen door afgoden. Het oordeel over Bethel is in het vorige vers aangekondigd. Naarmate de welvaart meer nagejaagd wordt, verdwijnt God uit het zicht. De luxe waarin het volk zich baadt, is voor de plattelander Amos een ergernis. Meerdere keren barst hij daartegen met een gerechtvaardigde verontwaardiging los (Am 3:12; 15; Am 5:11; Am 6:1; 4-6).

De welvaart van de tijd van Amos laat zich eenvoudig vertalen naar de tijd waarin wij, christenen van de eenentwintigste eeuw, leven. De economie draait op volle toeren. Iedereen, zo wordt ons voorgehouden, gaat er steeds meer op vooruit. Als dit maar vaak genoeg wordt herhaald en ook nog tastbaar waar wordt, doemt het enorme gevaar op dat ook wij ons laten meeslepen door wat iemand eens noemde het ‘vooruitgangsgeloof’.

Zijn het ‘winterhuis’ en het ‘zomerhuis’ waarover Amos spreekt voor ons ook in letterlijke zin niet dichtbij? Heel wat christenen bezitten immers twee huizen? Eentje in Nederland voor de zomer, eentje in Spanje om daar de winter door te brengen. Om van iets maar één exemplaar te hebben, is niet altijd meer genoeg. Twee auto’s, twee keer per jaar op vakantie, twee mobiele telefoons en ga zo maar door.

We moeten alles dubbel hebben, vaak hebben we immers ook twee inkomens. En lukt het daarmee niet helemaal, dan nemen we een persoonlijke lening. Tja, je wilt niet achterblijven. Het geld ligt binnen handbereik. Een handtekening en de zaak is beklonken. We belijden dan wel christenen te zijn, maar leven we intussen niet net zo berekenend en egocentrisch als de mensen om ons heen? Waar in dit alles is de afhankelijkheid van God?

Dit woord is ook met alle kracht van toepassing op ons als we maar één huis en één auto hebben en als we maar één keer per jaar op vakantie gaan. We kunnen ons huis zo inrichten dat het kan dienen tot een verblijf waarin we in alle mogelijke situaties denken te kunnen overleven. We zijn op alles berekend en hebben ons tegen alle mogelijke calamiteiten ingedekt. En die ene vakantie moet en zal er komen. Daar zijn we aan toe en daar hebben we recht op. En onze ene auto heeft de plaats van een ‘altaar van Bethel’. Wat een offers worden er aan afgod auto gebracht! En maar poetsen, jongens; pas ook op dat er geen krasje op of deukje in komt. Het is ons statussymbool.

Weten we wel wie ook een winterhuis heeft? Koning Jojakim, de goddeloze zoon van de Godvrezende koning Josia. Wat doet hij daar? Het Woord van God kapotsnijden (Jr 36:16-26). We moeten er maar eens over nadenken hoeveel wij met al onze luxe al hebben ‘weggesneden’ van het Woord van God. En Achab, de meest goddeloze koning van Israël, heeft een ivoren huis (1Kn 22:39).

Al die welvaart zal door het oordeel worden weggenomen, verdwijnen. Het oordeel dat Amos over deze huizen aankondigt, is mogelijk voltrokken door de aardbeving waarover we lezen in het begin van zijn profetie. In elk geval zal het gebeurd zijn bij de verovering van Samaria door Salmaneser (2Kn 17:5-7).

De toepassing op onze tijd zien we op de woningmarkt. Mensen met torenhoge hypotheken zitten totaal aan de grond. Verplichte woningverkopen brengen mensen in grote financiële nood.

Copyright information for DutKingComments