Amos 3:3-8

Het eens zijn

Als je met een ander op reis gaat of ergens aan gaat beginnen, is het van belang dat je samen eens goed hebt gekeken naar de verwachtingen die ieder van dit samengaan heeft. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor een huwelijk en een zaak. Als je samen met mensen op weg gaat, is het mogelijk dat een partij ongegronde of te hoge verwachtingen heeft. Dit samengaan kan dan menige teleurstelling opleveren, zo erg soms, dat men weer uit elkaar gaat.

Hoe komt dat? Omdat de basis van de ‘onderhandelingen’ in de mens ligt, in zijn ideeën en opvattingen over het gaan van die weg. Vaak ook wordt men het eens door het doen van concessies en het sluiten van compromissen. Het Samen op Weg-proces is daarvan een voorbeeld. Het is de naam van het proces van de pogingen tot nauwere samenwerking van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in Nederland sinds 1961. Deze kerken werden de Samen op Weg-kerken genoemd. Per 1 mei 2004 resulteerde dit in de fusie van de kerken tot de PKN, de Protestantse Kerk in Nederland.

Anders is het als God bij een samengaan is betrokken. En daarover gaat het hier. Wie samen op weg wil gaan met God, zal het met Hem niet op een akkoordje kunnen gooien. Samen op weg gaan met God kan alleen als je het in een ontmoeting met Hem eens geworden bent met Hem. Hem ontmoeten betekent in Zijn tegenwoordigheid komen en je helemaal aanpassen aan Zijn heiligheid. Het is onmogelijk met God te wandelen zonder met Hem in het reine te zijn. Wandelen met God, met Hem op weg zijn, kan alleen door je af te zonderen van het kwaad. Op weg zijn met God betekent naar Hem luisteren, gehoorzaam zijn aan Zijn Woord.

Je gaat toch niet met een ander op weg, zonder dat je het eens met hem bent geworden? Anders moet je er niet aan beginnen. Voor Amos is het duidelijk. Hij zit op één lijn met God, hij is het volkomen met Hem eens. Amos en God trekken gelijk op. Daarom kan Amos zo door God worden gebruikt als Zijn profeet, als Zijn mond. Amos spreekt de taal van God en hij spreekt de taal van het volk. De taal van God komt tot het volk in verstaanbare woorden.

Amos gaat in de volgende verzen aan de hand van uit het leven gegrepen voorbeelden het recht en de plicht om te profeteren ondersteunen. Hij doet dat omdat de aankondiging van de straf op de ongerechtigheden weerstand oproept. Hij gaat toelichten dat God niet met oordeel dreigt als daar geen reden voor is, als Hij niet een volk voor Zich heeft dat rijp is voor dat oordeel. Daarom houdt de vraag van dit vers tevens een oproep tot bekering in, een oproep om in overeenstemming te komen met God. Zo niet, dan zal Hij hun tegenstander moeten zijn (Lv 26:23-24).

Oorzaak en gevolg in het woud

De vraag in Am 3:3 is de eerste van zeven indringende vragen die in deze verzen achtereenvolgens worden gesteld. Amos neemt ons voor de volgende vragen mee

1. naar het woud (Am 3:4),

2. naar het veld (Am 3:5), en

3. naar de stad (Am 3:6).

Na de inleidende vraag van Am 3:3 zijn de volgende vragen bedoeld om ons te laten nadenken over oorzaak en gevolg. God wil ons leren en duidelijk maken dat er niets ‘toevallig’ gebeurt.

Een leeuw brult niet zomaar. Zijn gebrul heeft een oorzaak, een aanleiding. Zo is wat in onze levens gebeurt niet het resultaat van blinde krachten, maar van een vastgesteld plan van God in Wiens hand ons leven is. Hij leidt ons leven en controleert alle gebeurtenissen.

Nu kan iemand denken: ‘Maar God leidt mij toch niet als ik een weg van zonde kies?’ Nee, dat leidt God ook niet, maar Hij leidt wel de omstandigheden op een wijze dat Hij ons daardoor wil terugbrengen naar Hemzelf. God staat altijd boven het kwaad en de zonde. In de volgende verzen werkt Amos dit uit.

Amos als veefokker weet wat het brullen van de leeuw betekent: het is een waarschuwing van naderend gevaar. Dit brullen van de leeuw ziet op de machtige stem van God die Hij laat horen. De oorzaak is de zonde van Zijn volk, waarover Hij het oordeel moet brengen.

Toch handelt God niet zonder Zijn volk eerst te waarschuwen. Vandaar dat Hij Zijn machtige stem verheft door Zijn profeten aan wie Hij heeft geopenbaard wat Hij gaat doen (Am 3:7). In Zijn oordeel over Zijn volk stelt de HEERE Zich voor als een leeuw en een jonge leeuw (vgl. Hs 5:14). Een jonge leeuw kan zien op een geringer of gedeeltelijk oordeel.

Oorzaak en gevolg in het veld

In Am 3:4 komt het feit tot uiting dat de HEERE het volk als prooi al in Zijn macht heeft. Hij verscheurt nog niet, maar brult. Hij waarschuwt als het ware nog. In de eerste vraag van Am 3:5 zien we dat Israël zelf schuld heeft aan deze situatie. Zoals een vogel op een lokaas afschiet en dan in de strik wordt gevangen, zo schiet iemand in het verderf omdat de zonde hem daarin trekt. Het lokaas is de zonde.

Het volk heeft het verderf over zich afgeroepen door niet met God te wandelen en de weg van de zonde te kiezen. De zin is: Kan het verderf wel iemand treffen, wanneer niet zijn zonde hem daarin trekt? Niemand wordt in het verderf gestort zonder het zelf te zoeken.

De eerste vraag in dit vers gaat over het gedrag van de vogel. De tweede vraag gaat over de werking van de strik. Beide delen van het vers gaan over de zonde van Israël, maar benaderen die vanuit een verschillend gezichtspunt. De strik stelt het oordeel van God voor. Hij maakt hen die zondigen tot Zijn gevangenen. De strik staat symbool voor de middelen die God ter beschikking staan en die doeltreffend zijn in het gebruik. Ze zullen doel treffen omdat Israël de weg van de zonde is gegaan.

Maar er gaat een waarschuwing aan het oordeel vooraf. Die zien we in het volgende vers.

Oorzaak en gevolg in de stad

Elke vorige vraag begint met het gevolg, bijvoorbeeld: de vogel wordt gevangen; daarna komt de oorzaak: vanwege lokaas. Die volgorde wordt nu omgedraaid. We hebben nu eerst de oorzaak: het blazen van de bazuin; daarna het gevolg ervan: het beven of opschrikken van de inwoners van de stad. Het geluid van de bazuin vanaf de stadsmuur waarschuwt de stad dat er indringers in aantocht zijn (Ez 33:1-3).

De bazuin stelt de stem van de profeten voor. Er wordt niet naar geluisterd (Jr 6:17), omdat de mensen zich vergapen aan hun welvaart. Ze gaan door alsof er geen gevaar dreigt en er geen waarschuwing klinkt. Elke ramp die een mens of een gemeenschap van mensen, een stad, treft, is door God bedoeld als een tuchtiging. Het woord ‘tuchtiging’ heeft voor sommigen een negatieve klank. Maar het heeft te maken met opvoeding. De betekenis ervan is ‘trekken’. God tuchtigt om Zijn volk op te voeden en tot Zich te trekken. Ook hoeft tuchtiging niet altijd ‘correctief’ te zijn, als gevolg van begane zonden. Het kan ook ‘preventief’ zijn, om te voorkomen dat we zondigen.

Een andere fout die we kunnen maken als we worden getuchtigd, is dat we blijven steken bij de middelen die God gebruikt om te tuchtigen. Dat is het geval als we onze eigen verklaringen gaan geven voor bijvoorbeeld ziekte, een ongeluk, werkloosheid, kinderen die een eigen weg gaan, terwijl we niet denken aan het feit dat God ons deze dingen doet overkomen. We moeten leren niet te kijken naar tweede oorzaken, de instrumenten, want er is niets dat buiten Hem om gebeurt. Geen musje valt op de aarde zonder de wil van de Vader (Mt 10:29). Hoeveel te minder kan een ramp een stad treffen zonder Hem.

Het voorgaande is niet bedoeld als een goedkope oplossing voor diepingrijpende en schokkende gebeurtenissen of zelfs misdrijven die iemand zijn overkomen. Er zijn daden die iemand kunnen worden aangedaan, die iemands leven kunnen verwoesten. In zulke gevallen kun je alleen maar hopen en bidden dat het slachtoffer er uiteindelijk toe kan komen zich toch volkomen aan God toe te vertrouwen. Hij was erbij toen dat vreselijke gebeurde.

Hij heeft niet ingegrepen, dat is waar, maar dat wil niet zeggen dat Hij dit vreselijke wilde of het er zelfs maar mee eens was. Hij heeft meegehuild. Wie ertoe kan komen over deze persoonlijke ramp en de veroorzaker ervan heen de blik op God te richten, zal Zijn vertroosting en verzachting van de pijn op weg naar genezing gaan ondervinden.

De gedachte aan de zonde, alsof God die zou bewerken, is volledig misplaatst. Dat is ook niet wat Amos zegt. Het is altijd, en zeker hier, noodzakelijk het verband te zien van de verzen eromheen. Dan wordt duidelijk dat God niet de Bewerker, de Auteur van de zonde is. Het kwaad heeft hier een straffend karakter. Het betreft een ramp, zoals een inval door vijandelijke machten, het zwaard, hongersnood of pest, als het noodzakelijke gevolg van de zonde (Js 45:7).

De HEERE openbaart Zijn geheimenis

Het is een enorm voorrecht dat God vertelt wat Hij van plan is. Dit voorrecht is het deel van de ‘vrienden’ van de Heer Jezus, Zijn discipelen (Jh 15:15). Aan alle christenen heeft God door Zijn Geest geopenbaard wat Hij heeft bereid voor hen die Hem liefhebben (1Ko 2:10-16). En Petrus schrijft in zijn tweede brief over aanstaande gebeurtenissen en besluit zijn brief met: “U dan, geliefden, nu u dit van tevoren weet, weest op uw hoede” (2Pt 3:17a).

Hoe komt het dan dat toch zoveel mensen niet op de hoogte zijn van Gods voornemens? Omdat ze niet voldoen aan de voorwaarden die daaraan verbonden zijn. Zijn we ‘vrienden’ van de Heer Jezus, volgelingen, discipelen, van Hem? Hebben we God echt lief en laten wij ons leiden door de Heilige Geest? Want de dingen van God worden alleen door geestelijk gezinde christenen begrepen. Lezen we in Gods Woord om te weten wat erin staat? God heeft alles meegedeeld, maar we moeten er wel kennis van nemen. En zijn we bereid te doen wat Hij zegt?

Dit laatste is, waar Amos het over heeft. Hij spreekt over “Zijn dienaren”. Een dienaar is iemand die in dienst staat van een baas en van wie verwacht wordt dat hij de bevelen van zijn baas uitvoert. Aan zulke mensen kan God Zijn raad openbaren. Aan hen kan Hij de dingen bekendmaken die Hij gaat doen. Als we Gods mededelingen ter harte nemen over wat Hij gaat doen, kunnen we een zekere weg gaan. Alles wat Hij te vertellen heeft, heeft Hij ons in Zijn Woord bekendgemaakt.

We lezen in het Oude Testament hoe Hij dienaren als Noach, Abraham, Jozef en vele anderen in vertrouwen heeft genomen aangaande oordelen die zouden komen. In het Nieuwe Testament lezen we hoe de Heer Jezus Zijn discipelen heeft verteld over toekomstige gebeurtenissen (Lk 21:20-24). En hebben wij niet “het profetische woord” (2Pt 1:19), zoals het hele boek Openbaring? Wat doen wij met al die vertrouwelijke mededelingen van onze Heer?

Er móet een reactie komen

Amos past de voorbeelden van oorzaak en gevolg niet alleen op zijn hoorders toe. Hij doet er zelf ook wat mee. Zijn spreken is het gevolg van het spreken van de HEERE. Hij móet spreken omdat hij als profeet in een directe verbinding met Hem staat. Wat Amos heeft gezegd en nog gaat zeggen, lijkt voor de hoorders allerminst een Godswoord. Het volk kan in afwijzing zeggen: ‘Hoe kán die man zo spreken, waar haalt hij het lef vandaan?’ En Amos zegt: ‘Ik kán niet anders, want de HEERE heeft gesproken.’

Geen leeuw brult zonder roof, geen vogel wordt gevangen zonder lokaas en geen profeet spreekt zonder een woord van de HEERE te hebben vernomen. En als de HEERE spreekt, kán hij niet zwijgen. Amos bewijst met de aangehaalde voorbeelden dat hij wel móet spreken, wánt de HEERE heeft tot hem gesproken. Wie kritiek heeft op Amos, heeft kritiek op de HEERE.

De HEERE heeft Zijn waarschuwende stem met grote kracht in allerlei gebeurtenissen laten horen. Velen zijn er doof voor gebleven. De profeten zijn Gods stem tot het geweten van het volk. Zij willen nog een keer wijzen op Gods waarschuwingen, opdat het volk alsnog tot inkeer zal komen. Wie op de hoogte is van wat God gaat doen, kan niet anders dan daarover spreken (Hd 4:20; Jr 20:9; 1Ko 9:16). Als wij overtuigd zijn van de waarheid van Gods Woord en de ernst van het oordeel dat daarin wordt aangekondigd over hen die God ongehoorzaam zijn, zal dat ons aansporen om van de Heer Jezus te getuigen: “Daar wij dan weten hoezeer de Heer te vrezen is, overreden wij [de] mensen” (2Ko 5:11a).

We mogen daarbij niets anders doorgeven dan wat God ons heeft verteld. Een eigenzinnige uitleg van wat Hij heeft gezegd, is ontoelaatbaar. Als Hij niet heeft gesproken, is elke uitspraak van de ene mens, hoe geleerd ook, net zo weinig waard als die van een ander. De waarde ervan is nihil, om van een schadelijke uitwerking maar niet te spreken. Alleen het Woord van God houdt eeuwig zijn waarde en bewijst in alle tijden en situaties zijn geldigheid. Wie dat eenmaal heeft ingezien, wil graag dit Woord aan anderen doorgeven.

Copyright information for DutKingComments