Amos 4:1

Inleiding

Met verbluffende ironie spreekt Amos de vrouwen van de leiders in Israël aan. Hij noemt hen “koeien van Basan”. Zij zijn mede de oorzaak van de onderdrukking van de armen. Het oordeel zal hen treffen.

Een volk dat zich tegoed doet ten koste van anderen, zet ook de godsdienst naar eigen hand. Amos laakt de godsdienst die door de Israëlieten naar eigen goeddunken wordt beoefend op de plaatsen die zij zelf hebben gekozen.

Nadat hij zowel het sociale als het godsdienstige leven aan de kaak heeft gesteld, wijst Amos op gebeurtenissen in Israëls geschiedenis waarin Gods tuchtigende hand zichtbaar is geweest. Die tuchtigingen zijn door God bedoeld om hen tot inkeer te brengen, maar ze hebben niet geluisterd. Daarom roept Hij hen op zich voor te bereiden om Hem te ontmoeten.

Koeien!

De profeet richt zich nu tot de tien stammen die hij vergelijkt met de koeien van Basan. Uit de vrouwelijke werkwoordsvormen blijkt dat Amos de vrouwelijke of verwijfde inwoners van Samaria op het oog heeft (vgl. Am 4:3). Met name tot hen spreekt hij het woord, omdat zij het toonbeeld zijn van mensen die in gemakzucht wonen en in zelfgenoegzaamheid leven.

Hij gebruikt in zijn woorden het beeld van grazende koeien op de rijke weidegronden aan de andere zijde van de Jordaan. De koeien van Basan staan erom bekend dat ze een uitgelezen kudde zijn, goed doorvoed door het grazen in de grasrijke weiden van de hoogvlakte van Basan (Dt 32:14; Ez 39:18).

Amos gebruikt deze koeien als toepassing op Israël vanwege zowel de voorspoed van Israël als het beestachtige karakter dat de Israëlieten vertonen. En zoals koeien maar voor één ding leven, dat is eten en vet worden, en daarom alles voor zichzelf willen hebben, zo doen ook deze vrouwen. Ze zijn uitsluitend gericht op de verzorging van hun lichaam. Wat dat betreft is er een heldere parallel te trekken met de ‘bodycultuur’ van onze tijd, waarbij het er ook vooral om gaat hoe ik er uitzie of hoe de ander er uitziet.

Het is geen compliment voor een vrouw om met een koe vergeleken te worden. Het zijn de vrouwen van de nieuwe elite van Samaria van wie de mannen het hebben gemaakt in de welvaartsstaat Israël. In naam zijn ze hun mannen onderdanig en noemen ze hen ‘heer’. In werkelijkheid zijn de mannen gehoorzame dienaren, die aan al hun grillen en pleziertjes moeten voldoen. Ze gebieden: ‘Breng ons iets!’ De hoge kosten die het onderhoud van zo’n vrouw met zich meebrengt, kunnen ze alleen maar opbrengen door de armen en noodlijdenden van het volk verder uit te mergelen.

Amos stelt dat allemaal aan de kaak. Hij doet hier wat zijn collega-profeet Jesaja ook heeft gedaan. Ook Jesaja gaat tekeer tegen de vrouwen die dezelfde kenmerken vertonen als zij tot wie Amos zich richt (Js 3:16-26; Js 32:9).

In wat Amos hier zegt tegen de vrouwen van Samaria, zien we de wereld in het klein, die steeds protesteert bij zijn leiders om meer materiële goederen en waar het egoïsme steeds groter wordt. En hoe groter het egoïsme, des te ongevoeliger worden we voor de nood van anderen. We zullen zelfs die anderen uitbuiten om aan onze egoïstische verlangens te voldoen. Daarvoor gaan we ten slotte over lijken. Alle medegevoel is verdwenen, het vervullen van de eigen verlangens staat centraal. Zo leven koeien, zo leven de vrouwen van Samaria.

Wat zullen ze geschrokken zijn, de dames! Zitten en liggen ze daar genoeglijk bij elkaar, allemaal smaak- en stijlvol gekleed volgens de laatste mode, omhangen met de mooiste sieraden en rijkelijk beschilderd met de geraffineerde producten van de cosmetica-industrie. Het vertrek walmt van de parfum. Allemaal menen ze de jaloerse blikken van de ander op zich gericht te zien, want ieder vindt dat zij er net even iets charmanter of uitdagender uitziet dan de ander.

Met geaffecteerde stem vertellen ze elkaar hun opgesmukte verhalen. Ze proberen met hun vertelsels elkaar de loef af te steken en dikken ze daartoe stevig aan. Je krijgt er een droge keel van. De gastvrouw krijgt van haar gasten te horen of die man van haar nog eens wat te drinken binnen kan brengen. Waar zit die kerel?

Plotseling knalt daar de stem van de profeet tegen die vrouwen: ‘Koeien van Basan!’ Verbluft staken ze hun conversatie. Hoe durft die boerenkinkel! Onaangediend, ongemanierd, ongeschoold – dat hoor je wel aan zijn dialect – en uiterst beledigend verstoort hij hun genoeglijke samenzijn. Maar luister, hij spreekt verder:

Copyright information for DutKingComments