‏ Amos 5:18-20

De dag van de HEERE

Het “wee” (vgl. Am 6:1) is het gevolg van het doortrekken van de HEERE door het midden van Israël. Ondanks alles wat de HEERE aankondigt, blijft het volk geloven dat hun niets zal gebeuren. Ze weten immers maar al te goed dat de dag van de HEERE onheil brengt over de heidenen en niet over hen. Ze menen dat op die dag de HEERE ten gunste van hen zal gaan handelen door enerzijds hun vijanden te verslaan en anderzijds hen voor altijd als Zijn volk te bevestigen. Zij beschouwen hun uitverkiezing als de garantie voor die gunst.

Hun verlangen naar die dag toont dat ze een verhard geweten hebben. Voor dit volk, zegt Amos, zal die komende dag een dag van duisternis zijn. Het komt niet bij hen op dat ze zich gedragen als de heidenen en daarom die dag ook voor hen oordeel inhoudt.

De “dag van de HEERE” ziet op de periode dat de Heer Jezus Zich weer rechtstreeks met het wereldgebeuren gaat bemoeien. Die periode begint als de gemeente is opgenomen. De gebeurtenissen die met deze dag samenhangen, worden beschreven in het boek Openbaring (Openbaring 6-19). Daar zien we hoe de oordelen komen over de goddeloze wereld, de afvallige christenheid en het ongelovige Israël. Allen worden geoordeeld door de Man Die God daartoe “heeft bestemd, waarvan Hij aan allen zekerheid heeft gegeven door Hem uit de doden op te wekken” (Hd 17:31). Dan is de dag van de mens tot zijn einde gekomen, de periode waarin de mens naar eigen goeddunken en in opstand tegen God heeft gehandeld.

Hoe kan een mens verlangen naar die dag als hij leeft zonder rekening te houden met God? Naar die dag is alleen te verlangen als we in gehoorzaamheid en heiligheid wandelen.

We kunnen ook een toepassing maken naar vandaag. We kunnen spreken over de toestand in de christenheid en dan zeggen: ‘Gelukkig komt de Heer spoedig en dan zal Hij alles in orde maken.’ Maar als wij zelf geen afstand hebben genomen van de algemene ontrouw, zal Zijn komst ook voor ons oordeel of beschaming inhouden. De dag van de Heer is een dag waarnaar we alleen kunnen verlangen als onze gewetens vrij zijn en als we wandelen in gehoorzaamheid en heiligheid

Het is een zinloze en brutale illusie te verlangen naar de dag van de Heer, terwijl we ons welbewust bevinden te midden van wat in strijd is met de Schrift. Dit schijnt de zonde te zijn waaraan Israël zich hier schuldig maakt. De toekomstverwachting die het volk koestert, heeft een vleselijk karakter. Dat blijkt hieruit dat men zichzelf niet kent en blind is voor het eigen wangedrag, en dat men ook God niet kent in Zijn heilige verontwaardiging dat dit wangedrag juist bij Zijn volk wordt gevonden. Bij dit alles menen zij dat God daarin met hen is (Am 5:14).

Geen ontkoming

Aanschouwelijk stelt Amos voor hoe er niet aan het oordeel is te ontkomen. Hij kent de beelden die hij hier gebruikt uit zijn leven in de woestijn. Als ze denken in veiligheid te zijn voor de leeuw, komt de beer. Ze denken dat ze aan de beer ontkomen zijn als ze zijn thuisgekomen. Daar wanen ze zich veilig. Ze slaken een zucht van verlichting en zoeken steun tegen een muur, waaruit een slang tevoorschijn schiet die hen bijt.

Dit staat in schril contrast met hun visie op de dag van de HEERE die ze als een vertroosting en volkomen uitredding tegemoetzien. Deze valse zekerheid zal hun ondergang betekenen. Nergens zullen ze veilig zijn, het oordeel zal hen achterhalen. Er is geen hoop, geen straaltje licht, voor hen die zich niet bekeren.

Copyright information for DutKingComments