Amos 6:1

Inleiding

In dit hoofdstuk is geen enkel lichtpuntje te vinden, geen straal van hoop. Alles is donkergekleurd door de zonde en het oordeel. Ook klinkt er geen oproep om de HEERE te zoeken, zoals in het vorige hoofdstuk. Toch is deze zwarte schildering uiteindelijk nog door God gegeven om het volk alsnog tot het besef te brengen van het hopeloze van hun situatie en hen wakker te laten schrikken, zodat ze zich bekeren.

Het lijkt op de prediking die van de eerste verzen van de Bijbel uitgaat. Eerst is er duisternis, alles lijkt hopeloos. Dan spreekt God de woorden: “Laat er licht zijn!” (Gn 1:2-3). Dat doet God hier nog niet, maar wel aan het einde van dit boek.

Valse gerustheid

Onverschrokken stelt Amos het valse vertrouwen van de leiders van Israël aan de kaak. De speerpunt van zijn boodschap is gericht op de voornaamsten, de rijke bovenlaag, de leidinggevende figuren van stad en koninkrijk. Zij dragen een bijzondere verantwoordelijkheid. Tot hen komt het huis van Israël, het volk, om rechtsgeschillen te behandelen. Van hen verwacht het volk hulp en raad.

Maar het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen. Het is moeilijk om voornaam te zijn, zonder daarop trots te zijn. Aan hun rijkdom en hoge positie menen ze ook nog eens de zegen van God te kunnen afmeten. In plaats van ootmoedig maakt het hen hoogmoedig en zelfverzekerd. Hun rust is die van de rijke dwaas over wie de Heer Jezus in een van Zijn gelijkenissen spreekt (Lk 12:13-21).

Amos spreekt ook over Sion. Het is net alsof hij daarmee wil voorkomen dat Samaria zich van zijn prediking zal afmaken door te zeggen: ‘Kijk naar jezelf, waar je vandaan komt; net of dáár alles zo goed is.’ Amos reageert daarop door wat hij hier zegt. Hij heeft daar ook oog voor. In het afwijken van God is er geen onderscheid tussen de leiders van de beide rijken. Zo kunnen ook wij redenen zoeken om ons onder de prediking van het Woord dat tot ons komt, uit te werken.

Israël wordt hier de “de voornaamste van de volken” genoemd. Israël is het voornaamste volk onder alle volken. Vergelijk Amalek dat “de voornaamste van de heidenvolken” wordt genoemd omdat het als eerste heidenvolk vijandig tegen Israël optreedt (Nm 24:20). Israël heeft deze plaats niet aan zichzelf te danken, maar aan Gods verkiezing (Dt 7:7-8; Am 3:2; Jr 2:3; Ez 19:5; 2Sm 7:23). Maar hoe onwaardig hebben ze zich gedragen, zodat ze in plaats van de kop de staart zijn geworden.

De “zorgelozen in Sion” duidt de toestand aan waarin zoveel belijders onder Gods volk zich ook heden ten dage bevinden. Er is geen enkele werking van het geweten, geen enkele oefening van het geloof, geen enkel vragen naar de wil van God. Ze hebben geen oor voor de speciale boodschap. Aan belangstelling voor een wandel in de waarheid ontbreekt het hun volledig. Zij die zich veilig voelen op de berg van Samaria, ontlenen dit gevoel aan hun eigen inspanningen. Ze zullen flink hebben geïnvesteerd in middelen die hun dit gevoel hebben gegeven.

Als het aan hen ligt, zal de vijand bij hen geen voet aan de grond krijgen. Wie praat er trouwens over oordeel? Het zonnetje schijnt, er is geen vuiltje aan de lucht. Ze hebben wel van oordeel gehoord, maar het zal hun tijd wel duren (Am 6:3). Doemdenkers zijn er genoeg. Daar moet je je niet mee inlaten. Ze zullen erachter komen dat alle maatregelen en natuurlijke voordelen geen bescherming bieden tegen het oordeel van God.

Copyright information for DutKingComments