Amos 7:1-6

Inleiding

Met dit hoofdstuk begint een nieuw gedeelte in de profetie. Tot nu toe heeft Amos doorgegeven wat hij van de HEERE heeft gehoord. Nu gaat hij spreken over wat de HEERE hem heeft laten zien. In dit gedeelte, Amos 7-9, hebben we vijf visioenen: drie in Amos 7, één in Amos 8 en één in Amos 9. In deze visioenen komen we drie seizoenen tegen: in het eerste visioen is sprake van de lente, in het tweede van de zomer en in het vierde van de herfst. Zo is het met het volk gegaan. Het bevindt zich nu in de herfst van zijn geschiedenis.

Wat Amos in de visioenen te zien krijgt, sluit aan op Amos 3 (Am 3:7 vgl. Gn 18:17; 23). In de visioenen 1, 2, 3 en 5 ziet Amos de HEERE Zelf. De drie visioenen in Amos 7 doelen waarschijnlijk op de drie invallen van Assyrië in het land Israël. De eerste inval vindt plaats onder Pul, waar Assyrië zich terugtrekt, nadat Menahem een vermogen aan belasting heeft betaald, wat het land heeft geruïneerd (2Kn 15:16-21). De tweede inval is, wanneer dezelfde Pul, de koning van Assyrië, ook Tiglath-Pileser genoemd, in de dagen van Pekah Israël binnenvalt, verschillende steden in bezit neemt en de inwoners wegvoert, maar het merendeel van het land spaart (2Kn 15:29). Bij de derde inval vindt het definitieve transport van de tien stammen door Salmaneser naar Assyrië plaats (2Kn 17:6; 22-23).

De visioenen 1 en 2 horen bij elkaar omdat die visioenen nog een tuchtiging inhouden waarop God na voorbede terugkomt. De visioenen 3 en 4 horen ook bij elkaar. Het gaat daar niet meer om tuchtiging, maar om het niet langer sparen van het volk. Het volk zal ten ondergaan op de manier zoals die in het vijfde visioen te zien is. Dat is een visioen waarin Amos de HEERE Zelf ziet.

Het is niet duidelijk of het volk iets heeft gemerkt van de dreigende rampen die in de visioenen 1 en 2 worden getoond. In elk geval krijgen ze daarover de achtergrondinformatie dat deze rampen oordelen van God zijn, maar dat ze zijn afgewend op grond van het gebed van Zijn dienaar. De Heer Jezus is de volmaakte Voorbidder.

God heeft lange tijd geduld gehad. Meer dan eens heeft Hij op het punt gestaan Israël aan het oordeel over te geven. De bemiddeling van de profeet, dat is de Geest van Christus Die in de profeet werkt, heeft de gesel tegengehouden. Maar nu is het oordeel onafwendbaar. De HEERE staat met het paslood in de hand en niets kan Hem van de uitvoering van het oordeel terugbrengen.

Maaien en nagras

De HEERE laat Amos, en ook ons, zien wat Hij gaat doen. Alleen is de vraag: Hebben wij er oog voor, zien wij het ook (Am 3:7)? Amos ziet het en het brengt hem tot voorbede. God laat Amos zien waar Hij mee bezig is. Hij vormt sprinkhanen, niet slechts als schepselen, maar als instrumenten van Zijn toorn (Jr 8:11a). We kunnen in deze sprinkhanen een beeld zien van de Assyriërs. In Joël 1-2 vinden we ook de overgang van de letterlijke sprinkhanen in Joël 1 naar de Assyrische legermacht in Joël 2. Joël noemt deze legermacht “Zijn leger”, dat wil zeggen de legermacht van de HEERE (Jl 2:11).

De sprinkhanen worden gevormd om het nagras op te eten. Het eerst opgekomen en al gemaaide gras is naar de koninklijke stallen gegaan. De Israëlitische koningen schijnen het recht te hebben opgeëist om de eerste afmaaiing van het gras voor hun eigen stallen te nemen (vgl. 1Kn 18:5). Wat na deze afmaaiing weer opkomt, is het nagras. Dat dient tot voedsel voor de veestapel van de bevolking. Een sprinkhanenplaag die dit nagras verslindt, veroorzaakt een regelrechte ramp, een hongersnood voor mens en dier.

Van het maaien en het nagras kunnen we de volgende toepassing maken. Het maaien van het gras ziet op de dood. Het leven wordt afgesneden. De Heer Jezus moet in ons leven gras maaien, dat wil zeggen dat Hij de bloempjes die we koesteren, onze ervaringen waar wij trots op zijn, moet wegnemen. Na het maaien komt het nagras op. Er wordt van gezegd dat het mooiste en sappigste gras groeit op de plaats waar het vaakst gemaaid wordt. Er is geen Godsvrucht zo groot als die welke volgt op een herhaaldelijke afmaaiing door God.

Als herhaaldelijk onze gezondheid, vrienden, geld en gunstige omstandigheden van ons worden afgenomen, breken daarna vaak de mooiste tijden van liefde, gebed en toewijding aan. We mogen het weten: als het gras wordt gemaaid, komt daarna het nagras op.

In het maaien en het nagras kunnen we nog een ander beeld zien. Het maaien is een beeld van de vergane glorie als gevolg van de invallen van vijanden, maar waarna weer glorie ontstaat. Toch dreigt uiteindelijk ook die nieuwe glorie weer verloren te gaan, zoals in de geschiedenis van Israël ook is gebeurd.

Voorbede

Amos spreekt tot de HEERE met de vrijheid van iemand die een vertrouwelijke omgang met Hem kent. Hij wijst de “Heere HEERE” (Adonai Jahweh) erop dat de straf wel heel zwaar is, voor dit “wormpje Jakob” (Js 41:14). We zien hier de andere kant van Amos. De onverschrokken prediker, die harde taal aan het adres van het volk uit, heft hier zijn grote veekoopmanshanden omhoog tot God om ten behoeve van zijn volk God te smeken het te ontzien. In het gezicht van het volk buldert hij, voor het aangezicht van God worstelt en smeekt hij.

Hij ziet het volk nu niet in vergelijking met andere volken; dan voelen ze zich heel wat mans. Hij ziet hen in verbinding met God, en wat zijn ze dan klein en zondig. Amos spreekt met de woorden “hij is immers klein” een heel andere taal dan de snoevers die op hun eigen kracht pochen (Am 6:13). Hij noemt het volk hier “Jakob”, waarmee hij aangeeft dat het een volk van zondaars is, maar toch ook het volk waaraan God Zijn Naam heeft willen verbinden.

Profeten bidden tot God voor hen tot wie ze namens God profeteren. Het is een groot voorrecht dat God ons laat zien wat Hij van plan is. Tegelijk geeft het ook een grote verantwoordelijkheid. Het brengt Amos tot prediken en voorbede. Dat moet ook bij ons de uitwerking zijn bij alles wat we van Gods plannen mogen weten. We kunnen veel leren van mensen bij wie we deze uitwerking zien, zoals bij Abraham (Gn 20:7), Mozes (Ex 17:8-13; Ex 32:30-31), Samuel (1Sm 7:8; 1Sm 15:25), Jeremia (Jr 15:1), Ezechiël (Ez 9:8) en Joël (Jl 1:19).

Uitwerking van voorbede

In Zijn soevereiniteit luistert de HEERE naar het gebed van Zijn dienaar en geeft het een plaats in de voortgang van Zijn werk. Hij vergeeft niet – vergeven kan alleen na belijdenis –, maar voert deze straf niet uit. Hij heeft er ‘berouw’ over. Hij is niet de onvermurwbare God, de God van steen. Niet dat Hij Zijn plannen verandert, maar Hij verandert de manier waarop Hij ze uitvoert. Het berouw van God heeft nooit te maken met een foute beslissing die Hij zou hebben genomen, maar met een verandering in de wijze waarop Hij Zijn juiste en onherroepelijke beslissing uitwerkt.

Wat een zegen zijn voorbidders voor het volk, mogelijk zelfs zonder dat het volk zich daarvan bewust is. Wat een bemoediging om voorbidder te zijn. Liefde tot God en Zijn volk uit zich vooral in voorbede. Voorbede wordt niet gedaan door mensen die menen dat toch alles vastligt en dat God toch niet van gedachten kan veranderen. Echte voorbede wordt ook niet gedaan door mensen die menen dat je God door het gebed kunt manipuleren. Dan zouden we de indruk krijgen dat wij, mensen, het beter weten dan God.

God weet alles van tevoren. Voor Hem bestaan geen verrassingen. In Zijn plannen houdt Hij rekening met de voorbede van de zijnen. God verwacht van Zijn kinderen de grootst mogelijke betrokkenheid bij wat Hij van plan is. Daarom heeft Hij hen daarover ook uitvoerig geïnformeerd. Al Zijn informatie vinden we in Zijn Woord. Daarom is het lezen en bestuderen van Zijn Woord absolute voorwaarde om een voorbidder te worden.

Vuur

Visioen 2 ligt in het verlengde van visioen 1. Ze hebben allebei te maken met natuurverschijnselen die door God worden gevormd en opgeroepen om een aanval te doen op de bronnen van Israëls leven. Achter de sprinkhanen en het vuur zien we de hand van God.

In dit tweede visioen blijkt dat het volk zich niet heeft willen bekeren, ondanks het uitstel van het vorige visioen. Amos ziet dat het vuur al bezig is te woeden. Het vuur is hier de zon die met zijn verschroeiende hitte alles verteert. Het stelt Tiglath-Pileser voor, de Assyrische koning (2Kn 15:27-29; 1Kr 5:6; 26; 2Kr 28:20). God heeft de macht alles op te roepen wat Hij wil gebruiken om Zijn volk te tuchtigen. Hij roept een vuur op, en wat Hij oproept, gehoorzaamt.

“De grote watervloed” stelt de omvang van het oordeel voor en “een stuk land” Zijn volk Israël. Het vuur is niet een aards vuur, maar de toorn van de HEERE.

Voorbede

In Am 7:2 ziet Amos dat het oordeel op het punt staat uitgeoefend te worden. Daar vraagt hij om vergeving. Hier ziet hij dat het oordeel al is begonnen. Daarom roept hij het uit: “Heere HEERE, houd toch op!” Amos is weer de voorbidder, maar hij herhaalt niet automatisch het gebed van de vorige keer. Hij ziet goed wat de HEERE doet en wat zich voor zijn ogen afspeelt. Op grond daarvan doet hij weer een beroep op Hem.

Als wij voorbede doen, is het belangrijk oog te hebben voor de actuele situatie. Dan zijn we in staat gericht te bidden. God verwacht van ons dat we met inzicht in Zijn handelen bidden. Dit is voor de christen een van de kenmerken van het zoonschap. Een zoon is iemand die handelt met inzicht in de plannen van zijn vader.

Uitwerking van voorbede

Deze tweede verhoring is een extra bemoediging om voort te gaan met het doen van voorbede. We hoeven niet bang te zijn dat God er moe van wordt om naar ons te luisteren. Hoe zou dat kunnen als Hij juist zegt dat we zullen volharden in het gebed (Ef 6:18; 1Th 5:15; Ko 4:2). Abraham heeft dat ervaren in zijn voorbede voor Sodom (Gn 18:22-33). Tot zes keer toe krijgt hij waar hij om vraagt.

De gelijkenis van de onrechtvaardige rechter laat hetzelfde zien (Lk 18:1-8). De Heer Jezus spreekt die gelijkenis tot Zijn discipelen, en tot ons, “met het oog daarop dat zij altijd moesten bidden en niet moedeloos worden” (Lk 18:1). En in de toepassing van de gelijkenis zegt Hij: “Zal God dan Zijn uitverkorenen geenszins recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen lang wachten? Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen” (Lk 18:7-8).

Copyright information for DutKingComments