Amos 7:2

Voorbede

Amos spreekt tot de HEERE met de vrijheid van iemand die een vertrouwelijke omgang met Hem kent. Hij wijst de “Heere HEERE” (Adonai Jahweh) erop dat de straf wel heel zwaar is, voor dit “wormpje Jakob” (Js 41:14). We zien hier de andere kant van Amos. De onverschrokken prediker, die harde taal aan het adres van het volk uit, heft hier zijn grote veekoopmanshanden omhoog tot God om ten behoeve van zijn volk God te smeken het te ontzien. In het gezicht van het volk buldert hij, voor het aangezicht van God worstelt en smeekt hij.

Hij ziet het volk nu niet in vergelijking met andere volken; dan voelen ze zich heel wat mans. Hij ziet hen in verbinding met God, en wat zijn ze dan klein en zondig. Amos spreekt met de woorden “hij is immers klein” een heel andere taal dan de snoevers die op hun eigen kracht pochen (Am 6:13). Hij noemt het volk hier “Jakob”, waarmee hij aangeeft dat het een volk van zondaars is, maar toch ook het volk waaraan God Zijn Naam heeft willen verbinden.

Profeten bidden tot God voor hen tot wie ze namens God profeteren. Het is een groot voorrecht dat God ons laat zien wat Hij van plan is. Tegelijk geeft het ook een grote verantwoordelijkheid. Het brengt Amos tot prediken en voorbede. Dat moet ook bij ons de uitwerking zijn bij alles wat we van Gods plannen mogen weten. We kunnen veel leren van mensen bij wie we deze uitwerking zien, zoals bij Abraham (Gn 20:7), Mozes (Ex 17:8-13; Ex 32:30-31), Samuel (1Sm 7:8; 1Sm 15:25), Jeremia (Jr 15:1), Ezechiël (Ez 9:8) en Joël (Jl 1:19).

Copyright information for DutKingComments