Amos 7:5-6

Voorbede

In Am 7:2 ziet Amos dat het oordeel op het punt staat uitgeoefend te worden. Daar vraagt hij om vergeving. Hier ziet hij dat het oordeel al is begonnen. Daarom roept hij het uit: “Heere HEERE, houd toch op!” Amos is weer de voorbidder, maar hij herhaalt niet automatisch het gebed van de vorige keer. Hij ziet goed wat de HEERE doet en wat zich voor zijn ogen afspeelt. Op grond daarvan doet hij weer een beroep op Hem.

Als wij voorbede doen, is het belangrijk oog te hebben voor de actuele situatie. Dan zijn we in staat gericht te bidden. God verwacht van ons dat we met inzicht in Zijn handelen bidden. Dit is voor de christen een van de kenmerken van het zoonschap. Een zoon is iemand die handelt met inzicht in de plannen van zijn vader.

Uitwerking van voorbede

Deze tweede verhoring is een extra bemoediging om voort te gaan met het doen van voorbede. We hoeven niet bang te zijn dat God er moe van wordt om naar ons te luisteren. Hoe zou dat kunnen als Hij juist zegt dat we zullen volharden in het gebed (Ef 6:18; 1Th 5:15; Ko 4:2). Abraham heeft dat ervaren in zijn voorbede voor Sodom (Gn 18:22-33). Tot zes keer toe krijgt hij waar hij om vraagt.

De gelijkenis van de onrechtvaardige rechter laat hetzelfde zien (Lk 18:1-8). De Heer Jezus spreekt die gelijkenis tot Zijn discipelen, en tot ons, “met het oog daarop dat zij altijd moesten bidden en niet moedeloos worden” (Lk 18:1). En in de toepassing van de gelijkenis zegt Hij: “Zal God dan Zijn uitverkorenen geenszins recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen lang wachten? Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen” (Lk 18:7-8).

Copyright information for DutKingComments