Colossians 1:15-17

De heerlijkheid van de Zoon

Ko 1:14. Alle voorgaande zegeningen zijn mogelijk gemaakt door de Heer Jezus. Je kon alleen uit de macht van de duisternis gered worden door “verlossing”. Verlossing is niet alleen een daad van macht. Verlossing kon alleen gebeuren door het betalen van een losprijs. De Heer Jezus heeft aan het kruis met Zijn bloed voor jouw verlossing betaald (1Pt 1:18). Hij gaf Zijn leven (Mt 20:28). Hierdoor ben je Zijn eigendom geworden (1Ko 6:20). Alles wat we nu nog met ons leven voor onszelf doen, stelen we van Hem, want wij zijn helemaal van Hem.

Er is nog een geweldig gevolg van de prijs die Hij betaalde en dat is “de vergeving van de zonden”. Al jouw zonden zijn vergeven! Ben je je dat misschien nog niet bewust? Je bent vrij, maar je hebt het gevoel dat er toch nog een schuldenlast op je drukt. Je mag vrij zijn en toch ga je nog zuchtend je weg? Wees gerust – ook dat probleem is door het bloed van de Heer Jezus volkomen opgelost. Je zonden zijn vergeven, ze zijn weg, voor eeuwig verdwenen van voor Gods aangezicht. Hij ziet ze niet meer en gedenkt ze niet meer. Twijfel je daar nog wel eens aan? Luister dan naar het getuigenis van de Schrift: “En het bloed van Jezus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” (1Jh 1:7b).

Verlossing en vergeving zijn door God gegeven en door Christus bewerkt. Hierdoor kan elke lastige vraag die bij je kan opkomen of die jou kan worden gesteld, afdoende beantwoord worden. Ik denk dan aan mensen die jou het recht op het erfdeel willen betwisten. Of dat je misschien jezelf onbekwaam acht om de zegen ervan te genieten. Je mag het zeggen, in nederigheid, maar toch ook blijmoedig en met zekerheid, dat je verlost bent en vergeving van je zonden hebt ontvangen.

Je bent in staat om je ten volle met ‘de Zoon van Zijn liefde’ bezig te houden. Als je de Vader aan het danken bent, kom je automatisch bij de Zoon (Jh 5:23). Je zou kunnen zeggen dat de Vader de bron van alle zegen is en dat de Zoon het kanaal is waardoor alle zegen tot je komt. De Zoon heeft alle plannen uitgevoerd, ten koste van Zichzelf. Het gaat hier om lofprijzing. Dank de Vader, Die de bron van alle zegen is. Dank de Zoon van Zijn liefde, door Wie alle zegen naar je toe komt.

Ko 1:15. En Wie is die Zoon van Zijn liefde, Die deze zegeningen voor ons heeft opengesteld? De apostel gaat de Heer Jezus hierna voorstellen, niet alleen om je hart te verkwikken, maar om het te vullen, zodat er voor niets anders meer plaats is. Hij vertelt achtereenvolgens

1. Wie Christus is in Zichzelf,

2. Wie Hij is in de werken die Hij heeft volbracht en

3. Wie Hij is in de Zijnen.

“Hij is het Beeld van … God”, dat betekent de vertegenwoordiger, de representant, van God. Hij alleen kan dat zijn omdat Hij Zelf God is. Het houdt de volkomen gelijkheid van de Zoon met de Vader in, in Zijn Wezen, Zijn natuur en Zijn bestaan als de Eeuwige (Jh 14:9; Jh 1:18). Alleen door Hem kunnen we God, Die ‘onzichtbaar’ is, zien en leren kennen.

Hij is ook “[de] Eerstgeborene van [de] hele schepping” (vgl. Rm 8:29; Hb 1:6; Op 1:5). Dat wil niet zeggen dat Hij van alle mensen het eerst geboren is. Het duidt de boven allen verheven plaats van de Zoon aan. Het geeft de rangorde aan.

De Heer Jezus is geen schepsel. Hij is niet de ‘eerstgeschapene’. Hij gaat al het geschapene te boven. Hij is namelijk de Schepper. Hij is de Eerstgeborene omdat Hij alle dingen geschapen heeft. Als de Schepper intreedt in Zijn eigen schepping door als Mens geboren te worden, kan het niet anders of Hij moet de Eerstgeborene zijn. Hij is het Hoofd van de schepping.

Ko 1:16. Van de drie personen van de Godheid wordt de schepping altijd aan de Zoon toegeschreven (Jh 1:3; Hb 1:1-2). Alles wat er is in de hemelen en op de aarde, dat is in het heelal, zowel in zijn zichtbare als in zijn onzichtbare vorm, dankt zijn bestaan aan Hem.

De tronen, heerschappijen, overheden en machten lijken aanduidingen te zijn voor verschillende engelenmachten (Ef 6:12; 1Pt 3:22). Hoe indrukwekkend die engelenwereld ook mag zijn, de heerlijkheid van de Zoon Die hen geschapen heeft, is oneindig veel groter. De hele engelenwereld wordt opgeroepen Hem te aanbidden en staat Hem ten dienste (Hb 1:6-7).

Hij heeft hen geschapen in de kracht die Hem eigen is, “in Hem”, Hij heeft het persoonlijk gedaan, “door Hem”, en Hij heeft het tot Zijn eigen eer gedaan, “tot Hem”. Hij is de oorsprong, de werkzame kracht en het doel van de schepping. Dit sluit elke aanbidding van iets of iemand anders uit.

Ko 1:17. De woorden “Hij is vóór alle dingen” brengen tot uitdrukking dat Hij de eeuwige Zoon is, de eeuwig Zijnde, Hij is van vóór de schepping. Hij heeft een eeuwig voorbestaan. Hij staat buiten de schepping, Hij maakt er geen deel van uit, Hij is Zelf geen schepsel. Dat laat Hij ook zien door alles door Zijn eigen kracht te bewaren (Hb 1:3). Hij heeft alles niet alleen doen ontstaan, maar ook het huidig bestaan is aan Hem te danken. Planeten beschrijven hun voorgeschreven baan alleen omdat Hij hun die gewezen heeft en hen daarin houdt. Zou Hij Zijn hand één ogenblik terugtrekken, dan was het afgelopen met de wereld.

Ko 1:18. Na Zijn heerlijkheid als Hoofd van de schepping spreekt Paulus in dit vers over een tweede hoofdschap van de Heer Jezus. Je zou kunnen zeggen dat, zoals Hij Hoofd is van de eerste of oude schepping, Hij ook Hoofd is van de nieuwe schepping. ‘Hoofd’ staat voor gezag en heerschappij en ook voor leven en groei. Dat geldt ook voor de nieuwe schepping, voor de gemeente. Die dankt haar bestaan aan Hem. Hij is het begin, de oorsprong ervan (Op 3:14). Hij is in absolute zin het begin van alles, terwijl en omdat Hij Zelf zonder begin is.

Er is wel een groot verschil tussen de wijze waarop de eerste schepping tot stand is gekomen en de wijze waarop de tweede is ontstaan. De eerste is ontstaan door het woord van Zijn macht (Gn 1:4; 6; 9; 11; 14; 20; 24; Ps 33:6; 9). Om Hoofd van de nieuwe schepping te worden, moest Hij Mens worden en in de dood gaan, om daaruit weer op te staan.

De opstanding van de Heer Jezus is het nieuwe begin voor God. Daardoor is de gemeente, hier als lichaam aangeduid, ontstaan. Je kunt het vergelijken met de manier waarop Eva uit Adam werd gevormd. God legde Adam in een doodsslaap. Tijdens die doodsslaap nam God een rib uit zijn lichaam en bouwde die tot een vrouw. Toen Adam haar zag, zei hij: “Deze is ditmaal been van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees!” (Gn 2:21-23). Paulus past dit toe op Christus en de gemeente (Ef 5:30). De gemeente is het lichaam van Christus en Christus is het Hoofd ervan. Hij bestuurt het lichaam en geeft het wat het nodig heeft.

De Heer Jezus heeft niet alleen de eerste plaats in de eerste of de oude schepping; ook in de nieuwe schepping is Hij Hoofd en Eerstgeborene. In de nieuwe schepping is Hij “[de] Eerstgeborene uit de doden”. Dat wil niet zeggen dat Hij de eerste is Die uit de doden opstond. Er zijn al eerder mensen uit de doden opgestaan, maar ook hier is Hij de Eerstgeborene omdat Hij de voorrang heeft boven ieder ander die uit de doden is opgestaan of nog zal opstaan.

Hij is de Eerste omdat Hij bij Zijn opstanding levend is geworden tot in alle eeuwigheid (Op 1:18). Hij is door de opstanding in een andere wereld binnengegaan. Door dat te doen heeft Hij die wereld ook voor anderen geopend. Zijn opstanding zal worden gevolgd door de opstanding van allen die in Hem geloven. Het bijzondere van deze positie is, dat Hij door Zijn opstanding “in alle dingen de eerste plaats” inneemt als Mens.

Als God heeft Hij de heerlijkheid van de Schepper, maar Hij is Mens geworden om als Mens in de dood te kunnen gaan. Als Mens is Hij opgestaan uit de dood en als Mens is Hij naar de hemel gegaan. Hij is Mens geworden om het tot in eeuwigheid te blijven. Dat maakt Zijn heerlijkheid niet minder, het maakt die juist groter.

Ko 1:19. Dat blijkt wel uit de woorden van dit vers: “Want het behaagde de hele Volheid in Hem te wonen.” In de Heer Jezus – want Hij is die ‘Hem’ – woont de drie-enige God met vreugde. Dat was zo toen Hij op aarde kwam, toen Hij Gods werk deed, en ook toen Hij daarna naar de hemel terugkeerde. God Zelf is in al Zijn Volheid, zonder enige beperking, in de Persoon van Christus geopenbaard. In Hem is de drie-enige God betrokken bij het nieuwe begin. Hoe groot is Zijn heerlijkheid!

Lees nog eens Kolossenzen 1:14-19.

Verwerking: Welke heerlijkheden van de Heer Jezus heb je in dit gedeelte ontdekt?

Copyright information for DutKingComments