Colossians 4:2

Heren, gebed, wandel

Ko 4:1. Nadat in de vorige verzen de slaven aangesproken zijn, lezen we nu een woord tot de “heren”. Paulus gaat niet onderhandelen om de slaven vrij te krijgen. Hij doet wel een beroep op het geven van een passende beloning. De nadruk ligt niet op gunst, maar op rechtvaardigheid.

De beloning moet “rechtvaardig” zijn, dat wil zeggen dat aan allen bij een gelijke prestatie een gelijke beloning wordt gegeven. Dat sluit uit dat sommigen meer of minder krijgen op grond van persoonlijke voorkeur. Het “billijk” lijkt meer te slaan op de hoogte van de beloning als een juiste waardering van de geleverde prestatie.

Iedere christelijke werkgever moet zich steeds afvragen wat passend is. Hij moet zich daarbij realiseren dat ook hij “een Heer in [de] hemel” heeft Die hem zal meten met de maat waarmee hij gemeten heeft.

Alle voorgaande aanwijzingen zijn alleen door kinderen van God op te volgen. In gezinnen van gelovigen hoeven geen onoplosbare huwelijksproblemen en langslepende familieruzies te ontstaan. Als christelijke werknemer hoef je niet je heil te zoeken bij een vakbond. Een christelijke werkgever hoeft niet onder druk gezet te worden om zijn werknemers te geven wat hun toekomt. De christen kan in al die betrekkingen laten zien dat hij met Christus verbonden is. Daardoor is hij in staat in de oude schepping de kenmerken van de nieuwe mens te tonen. Zo zal hij ‘de Heer waardig wandelen’ (Ko 1:10) en dat is toch waarom we deze brief in handen hebben gekregen.

Ko 4:2. Na enkele afzonderlijke groepen te hebben toegesproken wendt de apostel zich nu weer tot alle christenen. Hij spreekt tot hen over thema’s die gelden voor elk lid van Gods volk, ongeacht of ze vrouw of man, kind of ouder, slaaf of meester zijn.

Hij begint met gebed en spoort aan daarin te volharden. Volharden in het gebed betekent niet dat je af en toe eens bidt of dat je alleen bidt als je het moeilijk hebt. Iedereen kan tot God roepen als hij in nood is. Door te volharden in het gebed blijf je in gemeenschap met God in het besef van je afhankelijkheid van Hem. Ook blijf je door het gebed in Zijn nabijheid en vertrouw je op Zijn bereidheid om naar je te luisteren.

Als er iets mis is gegaan in je leven, zul je ontdekken dat het vaak kwam omdat je niet hebt volhard in het gebed. Of, en dat is net zo belangrijk, dat je wel hebt gebeden, maar daarin niet waakzaam bent geweest (vgl. Mt 26:41). Dat wil zeggen dat je ervoor moet zorgen dat je tijdens het bidden niet in slaap valt of dat je gedachten tijdens het bidden niet alle kanten op zwerven. Je gebed is dan niet meer effectief. Als je dan ‘amen’ zegt, weet je nauwelijks meer waarvoor je hebt gebeden.

Als je volhardend bidt en waakzaam bent, besef je dat God werkt en je niet verlaat. Daarom kunnen je gebeden altijd vergezeld gaan van dankzegging. Gebed en dankzegging horen bij elkaar. Dankzegging hoort niet alleen bij gebedsverhoringen. Je kunt de Heer er ook voor danken dat alles wat je Hem vertelt, bij Hem in goede handen is.

Ko 4:3. Als je wakend bidt, zul je ook vol overgave betrokken zijn bij het werk van de Heer. Dat ligt opgesloten in het verzoek van Paulus om voor hem en zijn medearbeiders te bidden. Evenals Paulus zal ieder die een dienst voor Heer verricht, behoefte voelen aan het ondersteunende gebed van anderen.

Paulus vraagt of de Kolossenzen willen bidden voor een open deur. Daarmee bedoelt hij niet de deur van de gevangenis, maar een open deur voor het Woord. Open deuren zijn gelegenheden die God geeft om te prediken (1Ko 16:9; 2Ko 2:12). De Kolossenzen hebben er immers zelf veel aan te danken dat Gods Woord tot hen gekomen is (Ko 1:5-6). Die oproep tot voorbede zal bij hen zeker weerklank hebben gevonden.

Denk er eens aan wat jij allemaal hebt ontvangen omdat iemand het Woord van God tot jou heeft gebracht. Het kan niet anders, of jij zult ook bidden dat anderen dit bevrijdende en rijke Woord zullen horen. Je zult bidden dat God Zijn dienaren gelegenheden geeft om Zijn Woord te prediken.

Mensen zitten niet altijd echt te wachten op een prediking met deze inhoud. Dat heeft Paulus ook ervaren. Het spreken over de verborgenheid heeft hem in gevangenschap gebracht. Dat maakt trouwens meteen duidelijk dat de verborgenheid hem niet pas tijdens die gevangenschap is geopenbaard. Sommigen verkondigen deze dwaling, maar laat je niet misleiden. Het is hier niet de plaats daar verder op in te gaan, maar het is goed dat je dit weet. Wat de verborgenheid is, heb je inmiddels zowel uit de brief aan de Efeziërs als uit deze brief wel begrepen.

Ko 4:4. Voor het bekendmaken van deze verborgenheid leeft Paulus, lijdt hij, en vraagt hij voorbede. Hij vraagt voor de prediking niet alleen bewegingsvrijheid, hij vraagt ook duidelijkheid en vrijmoedigheid. Hij wil niet door een diepzinnige prediking, die over het hoofd van iedereen heengaat, de aandacht op zichzelf richten. Hij zoekt geen menselijke waardering. Gods Woord is eenvoudig en duidelijk. Ook jij mag vragen of allen die een dienst in de prediking van Gods Woord hebben, dat mogen doen in klare taal. Alleen dan kunnen harten en gewetens geraakt worden en opengaan voor de rijkdom ervan.

Ko 4:5. Na de aansporing tot gebed en voorbede spreekt Paulus vervolgens over de wandel van de Kolossenzen. Het is belangrijk dat je, wat je in het gebed vraagt, niet door een afstotend gedrag ongedaan maakt. De ongelovigen om je heen staan buiten de kring van christenen. Zij zijn degenen “die buiten zijn” (1Ko 5:12-13; 1Th 4:12; 1Tm 3:7). Zij behoren tot de wereld en zijn niet met de Heer Jezus verbonden. Zij zijn wel scherpe waarnemers.

Daarbij komt dat het een vijandige wereld is. Laat je niet bedriegen door het vriendelijke gezicht dat die wereld wel eens laat zien. De werkelijkheid is dat ze gemakkelijk aanstoot neemt aan dingen die jij doet, hoewel je er niets kwaads mee bedoelt. Let er daarom op dat je elke mogelijke aanleiding vermijdt die een ongelovige zou kunnen gebruiken om je christen zijn in opspraak te brengen. Wijsheid is de Heer te vrezen en te wijken van het kwaad (Sp 9:10; Sp 14:16) en zelfs de vórm van het kwaad te vermijden (1Th 5:22).

In het eerste deel van Ko 4:5 heb je gezien dat je wandel in de wereld als christen in wijsheid moet zijn. Dan ontloop je allerlei valstrikken en vermijd je verkeerde indrukken. Maar dat is niet het enige waaruit wijsheid blijkt. Als dat zo was, zou wijsheid een negatieve instelling bewerken. Je ontkomt aan dit gevaar door te doen wat in het tweede deel van Ko 4:5 staat.

Daar wordt tegen je gezegd dat je een positief gebruik van wijsheid kunt maken door het uitkopen of uitbuiten van gelegenheden. Dat wil zeggen dat je erop uit bent om uit elke gelegenheid die de Heer geeft de grootst mogelijke winst voor Hem te halen. Het heeft te maken met de hoogste marktwaarde van iets, in dit geval van tijd. Het staat tegenover het verdoen, verspillen of vergooien van je tijd en daardoor weinig voor God uitrichten.

Je komt dagelijks in contact met mensen. Dat zijn in het algemeen mensen die in beslag worden genomen door hun eigen zaken en een afkeer hebben van ernstige levensvragen. Een dergelijke instelling geeft de christen weinig gelegenheid om hun de genade en de waarheid van het evangelie voor te houden. Hij zal wel de kansen díe God geeft, aangrijpen om over het evangelie te spreken.

Soms laten ongelovigen iets los waaruit je, als je een goed luisteraar bent, kunt opmerken dat God in het leven van die ongelovige tot zijn geweten heeft gesproken. Dat kan door een bepaalde gebeurtenis zijn, of door iets wat hij heeft gelezen. De satan kan een mens misleiden, maar hij kan niet verhinderen dat God tot zijn hart spreekt. Het is fijn dat God jou als Zijn stem wil gebruiken om tot verloren zondaars te spreken.

Wijsheid heb je niet van jezelf. Je mag erom bidden (Jk 1:5). In het verband van deze brief is het toch wel mooi om te zien, dat je alle schatten van wijsheid en kennis in Christus vindt (Ko 2:3). Als je je met Hem bezighoudt, zul je zien wat wijsheid is en zul je die ook weten toe te passen. Wijsheid is al voor je aandacht geweest in de omgang met je medegelovigen in Kolossenzen 3 (Ko 3:16). Hier wordt je blik gericht op wijsheid in het contact met de ongelovigen. Zo zie je dat God je van alle wijsheid wil voorzien in elke omstandigheid en in elk contact.

Lees nog eens Kolossenzen 4:1-5.

Verwerking: Voor welke gelovigen die Gods Woord brengen, bid jij? Bid je er ook voor dat zij alleen Góds Woord brengen?

Copyright information for DutKingComments