Daniel 1:5-8

Eten en drinken

Het tweede programmapunt gaat over het voedsel. De weggevoerde prinsen en edelen krijgen ander voedsel. Ze moeten eten van de koninklijke tafel. De geestelijke betekenis is dat ze de kracht voor hun dienst moeten vinden in de producten van Babel ofwel de methoden van Babel. Wat hun wordt aangeboden, is aantrekkelijk voor hun natuurlijke smaak. De list die erachter zit, is dat het Babylonische voedsel hen zal omvormen tot Babylonische mensen met een Babylonisch gedrag.

Het voedsel dat ze nuttigen, spreekt van wat ze in hun geest opnemen. Het gevolg daarvan zal zijn dat hun hele gedrag, hun hele houding, zal uitstralen wat de mens zonder God aanspreekt. In de toepassing kunnen we zeggen dat ze worden getraind in verkooptechnieken en management waarvan de bedoeling is dat Babel wordt gepromoot en groot gehouden. Het drinken van de wijn van de koning betekent dat zij hun vreugde moeten vinden in de dingen waarin hij zijn vreugde vindt. Het gevolg zal zijn dat hun geestelijk onderscheidingsvermogen verdwijnt.

Andere namen

Hier worden de namen genoemd van vier van de weggevoerde jongemannen. Gods Geest richt de schijnwerper op hen, omdat in hen de karaktertrekken van het gelovig overblijfsel op duidelijke wijze zichtbaar worden. Nergens blijkt dat zij vanwege hun persoonlijke misdaden delen in het oordeel dat God over Zijn volk heeft gebracht. Maar ook blijkt nergens dat zij zich daarom tegen dit oordeel hebben verzet. We zien juist hoe zij zich buigen onder het oordeel dat het hele volk, inclusief henzelf, treft.

Tegelijk zien we hoe zij trouw blijven aan de HEERE en Zijn inzettingen, van Wie en waarvan zij niet zijn afgeweken. Hun opvoeding in Israël – Daniël is, zo wordt geschat, op dit moment tussen de veertien en achttien jaar oud, een teenager – wordt door hen in het land van hun ballingschap niet verloochend.

Het derde programmapunt in de omscholing betreft hun namen. Van deze vier jonge mannen worden zowel hun oude, Hebreeuwse, namen genoemd als de nieuwe, Babylonische, namen die zij krijgen.

1. Daniël betekent: God is mijn rechter,

2. Hananja: Jahweh is genade,

3. Misaël: Wie is als God? en

4. Azarja: Jahweh is hulp of Jahweh helpt.

De nieuwe namen staan in verbinding met de goden van Babel. De betekenis van die namen is niet altijd even duidelijk.

1. Beltsazar: (mogelijke betekenis) ‘vorst van Bel’, de god van Babel;

2. Sadrach: mogelijk ontleend aan ‘Rach’, een zonnegod;

3. Mesach: (mogelijke betekenis) ‘hij die aan de godin Sesach behoort’;

4. Abed-Nego: ‘slaaf van Nego’, ook een god van Babel.

Deze naamsverandering moeten ze accepteren en dat hebben ze gedaan. Ze komen daartegen niet in verweer.

In de verandering van hun namen kunnen we een proces van ‘hersenspoeling’ zien. In hun Hebreeuwse naam komt bij ieder van hen de naam van God of van de HEERE voor. Dit is te zien aan de lettergreep el of ja. El betekent ‘God’ en Ja is ‘Jahweh’ wat vertaald is met ‘HEERE’. Elke herinnering aan hun afkomst moet plaatsmaken voor hun nieuwe status. Als dit maar lang genoeg consequent gebeurt, zullen ze na verloop van tijd hun afkomst wel vergeten zijn en volledig de leef- en denkwijze van Babel hebben overgenomen.

Een voornemen van het hart

Het veranderen van hun namen hebben ze niet geweigerd, maar het voedsel dat hun wordt voorgezet, nemen ze niet tot zich. Daniël neemt zich voor om zich daarmee niet te verontreinigen. De HEERE heeft vooruit gezegd dat Zijn volk zich zal verontreinigen met het eten van het voedsel van de volken als Hij hen zal hebben laten wegvoeren (Hs 9:3). Maar Daniël gaat daar niet in mee.

Daniël zal die profetie hebben gekend. Maar hij gebruikt geen nuttigheidsredeneringen om zich aan te passen. Hij zegt niet, om het op onszelf toe te passen: ‘Je moet met je tijd meegaan.’ Of: ‘De Bijbel is tijdgebonden.’ Ook zoekt hij geen excuses in de omstandigheden. Voor hem is Gods Woord ook in Babel, als hij ver van huis is, norm, en onderwerpt hij zich aan het gezag ervan.

Hij neemt een besluit “in zijn hart” om zich niet te verontreinigen. Het hart is het centrum van het leven. Daar worden alle beslissingen genomen: “Bescherm je hart boven alles wat te behoeden is, want daaruit zijn de uitingen van het leven” (Sp 4:23). Omdat Daniël zich dat in zijn hart voorneemt, kan God hem gebruiken.

Hij kan niet weigeren om zijn vorming te ondergaan, maar hij kan wel vragen of hij zich als Jood niet hoeft te verontreinigen. Hij komt ervoor uit wat hij is. Hij protesteert niet, maar dient een verzoek in. Hij heeft niet tegen de naamsverandering geprotesteerd, maar het eten van wat verontreinigt, is een andere zaak. Dan moet men God “meer gehoorzamen dan mensen” (Hd 5:29). Hij eist echter niet, maar vraagt.

Als jonge mensen in een andere omgeving komen, bijvoorbeeld om te studeren, wordt duidelijk wat hun opvoeding met hen heeft gedaan. Waar het in zo’n situatie op aankomt, is het voornemen van het hart. Daniël “nam zich in zijn hart voor zich niet te verontreinigen”. Dit uitgangspunt is voor iedere jongere die de Heer Jezus kent van groot belang. Het gaat niet om een christelijk gedrag, het uiterlijk, maar om wat in het hart is.

Daniël heeft zich nooit door de wetenschap van Babel laten beheersen, omdat hij zijn hart op God heeft gericht. Hij heeft de HEERE in alles, ook in de kleinste dingen, willen gehoorzamen. Het gaat erom waarmee wij ons voeden, wat wij geestelijk tot ons nemen, want dat vormt ons. Dat bepaalt ook het antwoord op de vraag of iemand zich aanpast aan de omstandigheden of dat hij zich laat leiden door zijn omgang met de Heer.

Babel stelt overigens niet zozeer de goddeloze wereld voor, maar de christelijke wereld. Staande blijven in Babel betekent voor ons dat wij in de christelijke verwarring – Babel betekent, zoals gezegd, ‘verwarring’ – blijven staan voor de beginselen van God. Als we met een voornemen van het hart bij de Heer blijven (Hd 11:23), zullen we niet meegaan met de trend van een gemakkelijk christendom dat is gebaseerd op een lichtvoetig evangelie.

Er zijn in verbinding met Babel enkele lessen voor ons. We lezen over het vertrek van een overblijfsel uit Babel dat naar Jeruzalem terugkeert (Ea 1:2-3; 5). Dat stelt ons het aspect van afzondering binnen de christenheid voor. We moeten ons onttrekken aan de verwarring en op zoek gaan naar de plaats waar de Heer Jezus in het midden is, waar Hij nu de gemeente laat samenkomen. Een ander aspect is dat we ons tegelijkertijd ook nog in ‘Babel’ bevinden, want we kunnen de christenheid niet verlaten. Als we onszelf in dat aspect van Babel bezien, is de les dat we een bepaalde en besliste houding moeten tonen. Die houding zien we in Daniël.

We maken deel uit van de christenheid. Iets anders is dat we ons niet mogen laten beïnvloeden door de beginselen die daar heersen. Die beginselen zijn aantrekkelijk voor het vlees. We zijn, net als Daniël, van koninklijke bloede, we zijn “een koninklijk priesterdom” (1Pt 2:9). Daar spreekt de christenheid ons op aan en vaak met vleiende taal. Maar het programma dat ze heeft klaarliggen, is erop gericht dat we onze afkomst en het doel van ons leven vergeten en ons gaan inzetten voor het vormen van een macht op aarde. Zeker, we hebben aardse verantwoordelijkheden, maar die behoren we te bezien in het licht van ons burgerschap dat in de hemelen is (Fp 3:20).

Daniël richt zich op correcte wijze tot het hoofd van de hovelingen. Hij benadert hem met de verschuldigde eerbied, zich bewust van zijn onderdanige positie. God zegent het voornemen én de houding van Daniël en geeft hem “genade en barmhartigheid” bij het hoofd. Hij werkt in het hart van het hoofd van de hovelingen dat hij naar Daniël luistert.

Copyright information for DutKingComments