Daniel 1:8-16

Een voornemen van het hart

Het veranderen van hun namen hebben ze niet geweigerd, maar het voedsel dat hun wordt voorgezet, nemen ze niet tot zich. Daniël neemt zich voor om zich daarmee niet te verontreinigen. De HEERE heeft vooruit gezegd dat Zijn volk zich zal verontreinigen met het eten van het voedsel van de volken als Hij hen zal hebben laten wegvoeren (Hs 9:3). Maar Daniël gaat daar niet in mee.

Daniël zal die profetie hebben gekend. Maar hij gebruikt geen nuttigheidsredeneringen om zich aan te passen. Hij zegt niet, om het op onszelf toe te passen: ‘Je moet met je tijd meegaan.’ Of: ‘De Bijbel is tijdgebonden.’ Ook zoekt hij geen excuses in de omstandigheden. Voor hem is Gods Woord ook in Babel, als hij ver van huis is, norm, en onderwerpt hij zich aan het gezag ervan.

Hij neemt een besluit “in zijn hart” om zich niet te verontreinigen. Het hart is het centrum van het leven. Daar worden alle beslissingen genomen: “Bescherm je hart boven alles wat te behoeden is, want daaruit zijn de uitingen van het leven” (Sp 4:23). Omdat Daniël zich dat in zijn hart voorneemt, kan God hem gebruiken.

Hij kan niet weigeren om zijn vorming te ondergaan, maar hij kan wel vragen of hij zich als Jood niet hoeft te verontreinigen. Hij komt ervoor uit wat hij is. Hij protesteert niet, maar dient een verzoek in. Hij heeft niet tegen de naamsverandering geprotesteerd, maar het eten van wat verontreinigt, is een andere zaak. Dan moet men God “meer gehoorzamen dan mensen” (Hd 5:29). Hij eist echter niet, maar vraagt.

Als jonge mensen in een andere omgeving komen, bijvoorbeeld om te studeren, wordt duidelijk wat hun opvoeding met hen heeft gedaan. Waar het in zo’n situatie op aankomt, is het voornemen van het hart. Daniël “nam zich in zijn hart voor zich niet te verontreinigen”. Dit uitgangspunt is voor iedere jongere die de Heer Jezus kent van groot belang. Het gaat niet om een christelijk gedrag, het uiterlijk, maar om wat in het hart is.

Daniël heeft zich nooit door de wetenschap van Babel laten beheersen, omdat hij zijn hart op God heeft gericht. Hij heeft de HEERE in alles, ook in de kleinste dingen, willen gehoorzamen. Het gaat erom waarmee wij ons voeden, wat wij geestelijk tot ons nemen, want dat vormt ons. Dat bepaalt ook het antwoord op de vraag of iemand zich aanpast aan de omstandigheden of dat hij zich laat leiden door zijn omgang met de Heer.

Babel stelt overigens niet zozeer de goddeloze wereld voor, maar de christelijke wereld. Staande blijven in Babel betekent voor ons dat wij in de christelijke verwarring – Babel betekent, zoals gezegd, ‘verwarring’ – blijven staan voor de beginselen van God. Als we met een voornemen van het hart bij de Heer blijven (Hd 11:23), zullen we niet meegaan met de trend van een gemakkelijk christendom dat is gebaseerd op een lichtvoetig evangelie.

Er zijn in verbinding met Babel enkele lessen voor ons. We lezen over het vertrek van een overblijfsel uit Babel dat naar Jeruzalem terugkeert (Ea 1:2-3; 5). Dat stelt ons het aspect van afzondering binnen de christenheid voor. We moeten ons onttrekken aan de verwarring en op zoek gaan naar de plaats waar de Heer Jezus in het midden is, waar Hij nu de gemeente laat samenkomen. Een ander aspect is dat we ons tegelijkertijd ook nog in ‘Babel’ bevinden, want we kunnen de christenheid niet verlaten. Als we onszelf in dat aspect van Babel bezien, is de les dat we een bepaalde en besliste houding moeten tonen. Die houding zien we in Daniël.

We maken deel uit van de christenheid. Iets anders is dat we ons niet mogen laten beïnvloeden door de beginselen die daar heersen. Die beginselen zijn aantrekkelijk voor het vlees. We zijn, net als Daniël, van koninklijke bloede, we zijn “een koninklijk priesterdom” (1Pt 2:9). Daar spreekt de christenheid ons op aan en vaak met vleiende taal. Maar het programma dat ze heeft klaarliggen, is erop gericht dat we onze afkomst en het doel van ons leven vergeten en ons gaan inzetten voor het vormen van een macht op aarde. Zeker, we hebben aardse verantwoordelijkheden, maar die behoren we te bezien in het licht van ons burgerschap dat in de hemelen is (Fp 3:20).

Daniël richt zich op correcte wijze tot het hoofd van de hovelingen. Hij benadert hem met de verschuldigde eerbied, zich bewust van zijn onderdanige positie. God zegent het voornemen én de houding van Daniël en geeft hem “genade en barmhartigheid” bij het hoofd. Hij werkt in het hart van het hoofd van de hovelingen dat hij naar Daniël luistert.

Bezwaren

Het hoofd van de hovelingen begrijpt niet wat Daniël zegt en is ook bang voor zijn positie. Volgens hem kan wat Daniël voorstelt nooit beter zijn dan wat hij hun wil voorzetten. Dat is immers van de best denkbare kwaliteit? Zo begrijpt de mens van de wereld niets van waarmee de christen zich bezighoudt, waarmee hij zich voedt.

De wereld voedt zich met wat voor God is bestemd. De mens zonder God gebruikt zijn tijd en kracht voor zichzelf en is bezig met wat aan de afgoden is geofferd. Hij meent dat dit ook het beste resultaat oplevert. Maar wat voor de wereld voedsel is, kan voor de gelovige geen voedsel zijn.

Een proefperiode

Daniël verklaart de zaak. Hij stelt een proefperiode van tien dagen voor. Tien is het getal van verantwoordelijkheid; we zien dat onder andere in de tien geboden. Jonge mensen worden altijd op de proef gesteld als zij op zichzelf komen te staan. Je kunt, net als Daniël hier doet, erom vragen dat je op de proef gesteld wordt om te laten zien voor Wie je leeft. Je kunt ook jezelf erin wagen en denken dat je het wel redt.

Daniël waagt niets, maar handelt in geloof, vanuit een relatie met God. Hij kiest niet voor de wijn, die op zich goed is (Ri 9:13; Ps 104:15), maar voor het water. Voor ons is de keus: de wijn, dat wil zeggen de aardse vreugden, of het water, dat wil zeggen het levende water.

Daniël spreekt niet in hoogmoed, maar met de zekerheid van het geloof. Hij vertrouwt op de uitkomst, dat die door God zal worden bestuurd. Na de proefperiode moet de test worden genomen.

Na de proefperiode

Dat de kamerheer het tien dagen wil proberen, is het resultaat van Gods werk in hem. Na de proef van tien dagen blijkt de uitwerking van het voedsel dat Daniël en zijn vrienden hebben gegeten. Ze zijn knapper en gezonder dan alle andere jongemannen. Oprecht vertrouwen op God zal altijd door Hem worden beloond. God geeft de vier vrienden kennis, verstand en wijsheid – en aan Daniël daarbij ook nog inzicht in alle visioenen en dromen.

Het zal de wereld duidelijk worden waarmee wij ons voeden. Dat kan niet verborgen blijven. Dat geldt nu al. Het geldt ook als de tijd komt dat de mens van de wereld zal moeten erkennen dat wat de gelovigen heeft beziggehouden, werkelijke waarde heeft gehad, terwijl wat hen heeft beziggehouden, waardeloos zal blijken te zijn.

Omdat de test positief uitvalt, krijgen de jongemannen plantaardig voedsel in plaats van het voedsel van de tafel van de koning. God ontfermt Zich over de mannen omdat zij Hem trouw zijn gebleven. Hij zegent het onderwijs dat zij aan de ‘universiteit’ in Babel volgen. Zij krijgen in werkelijkheid geen les van de geleerden van Babel, maar van God, want Hij geeft hun inzicht.

Als iemand een studie volgt en zich daarin aan de Heer overgeeft, mag hij erop vertrouwen dat de Heer hem zal duidelijk maken wat hij moet weten. Als het hart op de Heer is gericht, blijft hij bewaard bij Hem. Veel van wat hij moet leren, klopt niet omdat het tegen de Schrift ingaat, maar de Heer zal ervoor zorgen dat hij daarin niet verstrikt raakt.

Copyright information for DutKingComments