Daniel 12:7

Hoelang nog?

Als de engel klaar is met zijn mededelingen aan Daniël, ziet Daniël twee andere engelen samen met de Man over Wie al eerder is bericht (Dn 10:5-8). Een van de engelen stelt de Man de vraag naar de duur van de geschiedenis die in het visioen is getoond. Hij spreekt daarmee hoogstwaarschijnlijk de vraag uit die in het hart van Daniël leeft. Hij spreekt over “deze wonderlijke dingen”. Alles wat in het visioen is getoond, is een wonderlijke ontwikkeling van de gebeurtenissen. Deze gebeurtenissen voeren immers tot het invoeren in de beloofde zegen van Gods volk, nadat het de uitredding uit de tijd van grote benauwdheid heeft ervaren.

De Man aan Wie de vraag wordt gesteld, kan niemand anders zijn dan de Heer Jezus. Hij weet het antwoord en geeft het. Voordat Hij dat doet, wordt nog van Hem vermeld dat Hij “Zich boven het water van de rivier bevond”. Deze plaats lijkt symbolisch aan te geven dat Hij boven alle omstandigheden staat en ze ook bestuurt. Hij zal op de bestemde tijd, na verloop van de door Hem vastgestelde periode, aan alle leed van Zijn volk een einde maken. Hij zal dat doen door Zijn vijanden te oordelen, waarna Hij een heerlijk rijk van vrede en gerechtigheid en blijdschap zal oprichten.

De duur van de tijd van het lijden tot aan de bevrijding is vastgesteld op drieënhalf jaar: “een vastgestelde tijd” is een jaar, “vastgestelde tijden” is twee jaar en “een helft” is een half jaar. Die tijd zal niet worden overschreden. Het is eerder zo, dat die tijd is ingekort tot drieënhalf jaar, want anders zou niemand het overleven (Mt 24:22).

Dat dit zo is, bevestigt Hij met een eed. Dat doet Hij om de grootste verzekering aan de Zijnen te geven dat het zolang, en geen dag langer, zal duren. Hij zweert bij Hem Die eeuwig leeft en niet aan tijd gebonden is, maar Die tegelijk de tijd in de hand houdt. Aan het einde van de grote verdrukking komt Hij, Die hier Zijn rechter- en Zijn linkerhand naar de hemel heft, terug. Zijn terugkeer naar de aarde zal veel gevolgen hebben.

Maar hier staat Zijn komst vooral in verband met de plaats die Hij Zijn volk altijd al heeft willen geven in het wereldbestel. Hij zal hen “tot een hoofd maken en niet tot een staart” (Dt 28:13). Dat het omgekeerde het geval is geworden, komt door de ontrouw van het volk (Dt 28:44). Hij zal Zijn plan vervullen in het “heilige volk”, dat is het Godvrezende overblijfsel. Zij vormen heel Israël, zoals geschreven staat: “En zó zal heel Israël behouden worden” (Rm 11:26).

Alle haat van de omliggende volken is er altijd op gericht geweest en zal erop gericht zijn om “de macht van het heilige volk stuk te slaan”. Door Zijn tussenkomst zal Hij Zijn volk, “het heilige volk”, het volk dat Hem toebehoort en toegewijd is aan Hem, tot hoofd van de volken maken. Israël wordt vanwege zijn macht door alle omringende volken met haat bejegend. Die macht is in het verleden keer op keer stukgeslagen, nu eens door de koning van het noorden, dan weer door de koning van het zuiden. In de tijd van het einde wordt zijn macht nog eenmaal door de koning van het noorden stukgeslagen. Maar als deze vijandige macht door de Heer Jezus is geoordeeld, is “aan al deze [dingen] een einde” gekomen.

Copyright information for DutKingComments