Daniel 3:24-27

De vierde Man in het vuur

Zodra de mannen midden in de brandende vuuroven zijn gevallen, ziet Nebukadnezar iets, waar hij enorm van schrikt. Hij krijgt iets te zien wat een mens normaal niet te zien krijgt: hij ziet een vierde man die “lijkt op [die van] een zoon van de goden”. Dit is de Zoon van God Die bij de vrienden in de oven is (vgl. Js 63:9). Het resultaat van het handelen van Nebukadnezar is dat hij de drie vrienden in het gezelschap van de Zoon van God brengt.

Voordat hij tot zijn uitroep komt, lezen we dat hij haastig opstaat. Dat wil zeggen dat hij van zijn troon komt. Als toepassing kan worden gezegd dat als iemand oog in oog komt te staan met de Heer Jezus, hij van zijn troon af moet komen. De mens zonder God zit zelf op de troon. Daar zal hij van afkomen zodra de Heer Jezus Zich aan hem vertoont.

Het kan nu nog vrijwillig gebeuren dat iemand van zijn eigen troon afkomt, opdat de Heer Jezus op de troon van zijn leven plaats kan nemen. Als Hij op de troon zit, wil dat zeggen dat Hij het gezag heeft. Geven we hem dat, ook als we Hem al mogen kennen?

De mannen zijn gebonden geworpen in het midden van het vuur van de oven. De beschrijving “midden in de brandende vuuroven” bepaalt ons nog eens extra bij de enorme beproeving voor deze mannen. Ze bevinden zich in het centrum van het vuur. Nebukadnezar is verbijsterd over wat hij ziet en vraagt in zijn vertwijfeling of het wel gebeurd is, zoals hij heeft bevolen. Na het bevestigende antwoord vertelt hij wat hij ziet. Hij ziet de mannen die gebonden in de oven waren geworpen, nu vrij rondlopen.

Hij heeft hen door het vuur willen doden, maar God heeft het vuur een wending gegeven. Wat door Nebukadnezar ten kwade is bedoeld, wordt door God ten goede gebruikt. De enige uitwerking van het vuur is dat de banden van de mannen verteren en dat ze nu vrij rondlopen. Hij merkt ook op dat er geen letsel aan hen is. Ten slotte vertelt hij dat hij een vierde Persoon ziet en waar Deze op lijkt. Zoals gezegd, gaat het om een verschijning van de Heer Jezus.

We zien in dit tafereel iets bemoedigends voor ieder die in beproeving is. Wie in zware omstandigheden verkeert, mag weten dat God niet vanuit de hoge toekijkt bij het lijden van de Zijnen, maar in dat lijden bij hen komt. Hij is niet onverschillig, maar is bij hen in de beproeving (Js 43:5a; 2). De Heer Jezus is bij de discipelen in het schip wanneer dat in de storm is (Mk 4:35-41).

We zien het ook in het tafereel van de brandende doornstruik, waar de HEERE aan Mozes verschijnt “in een vuurvlam uit het midden van een doornstruik” (Ex 3:2). God is bij Zijn volk in de doornstruik, Hij woont daar, Hij is er niet slechts op bezoek. De braamstruik is een beeld van Israël dat Hem ontrouw is en daarom brandt. Het vuur is om zo te zeggen nodig om de doornen te verwijderen. Tegelijk verteert de braamstruik niet, want God is altijd bij Zijn volk als het lijdt, zelfs als het lijdt vanwege hun eigen zonden.

Het vuur van de beproeving dient om het geloof te louteren (1Pt 1:7; 1Pt 4:12). God laat het toe of zendt het zelfs. Het is om weg te nemen wat niet tot Zijn eer is. Het vuur reinigt. Bij de vrienden van Daniël gaat het niet om iets weg te reinigen, maar om het geloof naar buiten toe te tonen. Het geloof wordt aan het licht gebracht door deze beproeving. Het maakt duidelijk wat God in de Zijnen kan bewerken aan toewijding en beslistheid.

Meestal neemt God het vuur van de beproeving in het leven van een gelovige niet weg. Hij neemt het lijden niet weg, maar voegt er iets aan toe en dat is Zijn eigen tegenwoordigheid. In de Geest komt God de Zoon bij ons. De Geest van de Zoon is bij ons en ondersteunt ons als wij beproefd worden. Het resultaat van het vuur van de beproeving is een wandel in vrijheid. Dat neemt Nebukadnezar in letterlijke zin waar bij de drie vrienden.

Het beeld van het vuur met betrekking tot Gods aardse volk zien we ook in Zacharia 13:

“Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder

en tegen de Man Die Mijn Metgezel is,

spreekt de HEERE van de legermachten.

Sla die Herder

en de schapen zullen overal verspreid worden.

[Maar] Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden.

Het zal gebeuren, spreekt de HEERE, dat in heel het land

twee [derde] ervan uitgeroeid zal worden [en] de geest zal geven,

en een derde ervan zal overblijven.

Ik zal dat derde [deel] in het vuur brengen

en het louteren, zoals men zilver loutert.

Ik zal het beproeven, zoals men goud beproeft.

Het zal Mijn Naam aanroepen

en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk;

en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God” (Zc 13:7-9).

We lezen hier eerst over het kruis (Zc 13:7), waar God met het zwaard van Zijn gerechtigheid Zijn Messias slaat. Daarna gaat het over het overblijfsel, “de kleinen” die als gevolg van de verwerping van de Messias verstrooid worden, maar tot wie Hij Zich wendt. Vervolgens wordt er in de volgende verzen een sprong gemaakt naar de toekomst (Zc 13:7-8). In de eindtijd zal “twee [derde] ervan uitgeroeid worden”. Het overblijfsel, “een derde ervan”, wordt in het vuur gelouterd. Van hen zegt God “dit is Mijn volk” en uit hen bouwt Hij Zijn volk in het vrederijk.

Uit het vuur

Nebukadnezar is al opgestaan van zijn troon, maar komt nu verder in beweging. Hij gaat zo dicht mogelijk naar de opening van de brandende vuuroven om de jonge mannen toe te spreken. Hij begint ermee hun namen te noemen. Het is opvallend hoe vaak de namen van de vrienden in deze geschiedenis worden genoemd. De Geest van God vindt er Zijn vreugde steeds de namen te noemen van mensen die God hebben groot gemaakt. Hij eert hen die Hem eren.

Vervolgens spreekt Nebukadnezar hen aan als “dienaren van de allerhoogste God”. Dit is een openlijk getuigenis van de trouw van de vrienden. Allen die in de loop van de eeuwen tot aan de voleinding van de tijd ooit de gelovigen hebben vervolgd, zullen gedwongen worden dit getuigenis te geven (vgl. Op 3:9). Vervolgde gelovigen die trouw zijn gebleven aan hun belijdenis van de levende God, dwingen dit getuigenis af.

Nebukadnezar beveelt hun naar buiten te komen. Ze zouden al eerder door de opening naar buiten hebben kunnen wandelen en om zich triomfantelijk voor de koning te plaatsen. Ze verlaten de oven echter pas op het bevel van de koning. Daarbij zal ook komen dat het gezelschap van de Zoon van God hen zozeer met vreugde en vrede heeft vervuld, dat ze graag bij Hem in het midden van het vuur zijn gebleven.

Maar op bevel van de koning komen ze uit de oven en gaan voor hem staan. Daar staan ze voor Nebukadnezar, even trouw aan hem nadat ze in de vurige oven zijn geweest als ervoor. Het vuur heeft niets veranderd aan hun uiterlijk, maar ook niet aan hun gedrag.

Dan komen allen die hen bij Nebukadnezar hebben aangeklaagd bij de koning. Ze komen niet met een nieuwe aanklacht. Dat kan ook niet, want het vonnis is voltrokken. Wat ze constateren, is dat het vuur geen enkele vat op de jongemannen heeft gehad, ja, dat er zelfs geen brandlucht aan hen te ruiken is.

Hier is ook een belangrijke toepassing te maken. Gelovigen die in zware beproeving zijn geweest vanwege hun trouw aan de Heer, zullen van hun uitredding daaruit geen ophef maken. Ze zullen er niet mee te koop lopen en er grootse verhalen over rondstrooien. Er zal geen zelfverheerlijking zijn. Als ze er al iets over vertellen, zal dat alleen zijn om de Heer groot te maken, maar aan henzelf zal ‘geen brandlucht hangen’. Hun trouw aan de Heer zal na de beproeving even groot zijn als ervoor.

Copyright information for DutKingComments