Daniel 4:10-14

De boom

Nebukadnezar ziet een boom. Eerst noemt hij de plaats waar deze boom staat, “midden op de aarde”. Dan spreekt hij over de hoogte ervan, het is een boom van grote hoogte. Maar er zit ook nog groei in de boom. Hij neemt toe in grootte en sterkte. Hij wordt zo hoog, dat hij tot de hemel reikt. Vanwege zijn enorme hoogte is hij “te zien tot aan het einde van heel de aarde”. Overal waar mensen wonen, kunnen ze de boom zien.

Het is ook nog eens een prachtige boom om te zien. Tevens levert de boom talrijke vruchten die als “voedsel … voor allen” dienen. Ten slotte blijkt de boom schaduw voor de dieren op aarde en een woonplaats voor de vogels in de lucht te bieden. Zo is deze boom voor alle schepselen een weldaad.

In de uitleg wordt duidelijk dat deze boom Nebukadnezar voorstelt. Bomen worden wel vaker gebruikt als een beeld van een mens (Ez 17:22-23; Ez 31:3; 18; Ps 1:3; Ps 92:13). In het beeld dat hem in de boom wordt geschetst, zien we Nebukadnezar als het centrum van de aarde. Hij is de wereldheerser. Zijn macht neemt nog meer toe. Tegelijk zien we dat zijn macht tot de hemel reikt, wat aangeeft dat hij zijn macht zelfs tot in de hemel wil uitbreiden.

Het herinnert aan de torenbouw van Babel (Gn 11:4). Die toren moet ook tot aan de hemel reiken en over de hele aarde zichtbaar zijn. Het is een uiting van de hoogmoed van de mens en van zijn opstand tegen God. We zien dat ook hier bij Nebukadnezar, de koning van Babel. Babel is het zinnebeeld van hoogmoed en ongehoorzaamheid gekoppeld aan afgoderij.

De heerschappij van Nebukadnezar heeft voor zijn rijk aanzien gebracht en ook een goed leven voor al zijn onderdanen die zich naar zijn heerschappij schikken. Tegelijk echter zien we hoe er in zijn rijk ook plaats is voor allerlei gedierte, zowel voor dieren op aarde als dieren die in het luchtruim leven, de vogels. De vogels van de lucht stellen vaak demonische machten en invloeden voor die een verderfelijke invloed op de geest van de mens uitoefenen (Op 18:2; Mt 13:32).

Wat met de boom gebeurt

Het is alsof Nebukadnezar na de beschrijving van de boom even ademhaalt. Er komt nog meer. Er zal namelijk iets met de boom gebeuren. Dat wordt hem bekendgemaakt in het vervolg van zijn visioen of droom. Hij vertelt Daniël dat hij in zijn droom ziet dat “een wachter, namelijk een heilige”, uit de hemel neerdaalt. Het lijkt erop dat we hierbij aan een engel moeten denken. De engel zegt wat met de boom moet gebeuren. Dat gebeurt niet met zachte stem, maar met een krachtige uitroep.

De kracht waarmee wordt gesproken, past bij de inhoud van wat wordt gezegd. Er moet met kracht met de boom worden afgerekend. De boom moet worden omgehouwen, en aan elke zegen die aan de boom is verbonden, moet een einde worden gemaakt. Er mag niets meer overblijven van zijn indrukwekkende gestalte die overal op aarde zichtbaar is. Alles wat de boom biedt aan schaduw, woonplaats en voedsel, moet verdwijnen. Zo zal het met alle voorspoed gaan waarop de mens vertrouwt.

Maar het afhouwen van de boom betekent niet het definitieve einde van de boom. Dat blijkt uit het bevel dat de stam met zijn wortels in de aarde moeten blijven. Hierin ligt de belofte opgesloten van een toekomstig herstel (vgl. Jb 14:7-9; Js 6:13; Js 11:1). Tot die tijd wordt de stam door een “ijzeren en koperen band” in bedwang gehouden om voortijdige opbloei te voorkomen. Tot dat ogenblik staat de stam “in het jonge gras van het veld”. Van de boom die zich ver boven het gras verheft, is niets meer over. Hij is gelijk geworden aan het gras en voor de voortzetting van het leven net zo afhankelijk van de dauw als het tere, vergankelijke gras.

De stam is daarmee teruggebracht tot zijn oorspronkelijke nietigheid. “Alle vlees is als gras en al zijn heerlijkheid als een bloem van [het] gras. Het gras verdort en de bloem valt af, maar het Woord van [de] Heer blijft tot in eeuwigheid” (1Pt 1:24-25). Dat maakt de overstap in Dn 4:16 van het beeld van de boom naar een mens en een dier minder vreemd. De boom, die de mens Nebukadnezar voorstelt, heeft een hart. Maar omdat zijn hart niet op God is gericht, moet zijn hart veranderen in het hart van een dier.

De omgehouwen boom, waarvan alleen de stam is overgebleven, is vergelijkbaar met een dier. Een boom is verbonden met de aarde. Een boom heeft ook geen enkel besef van God. Zo is het ook met een dier. Een dier is verbonden met de aarde en heeft geen enkel besef van God. Dat moet Nebukadnezar aan den lijve gaan ervaren (Pr 3:18).

In die situatie zal hij zeven tijden, dat zijn zeven jaren, blijven. Er zal een volkomen – het getal zeven is het getal van volkomenheid – periode verstrijken, voordat Nebukadnezar weer hersteld zal zijn. De tucht van God moet een volkomen uitwerking hebben.

Copyright information for DutKingComments