Daniel 4:20-22

De uitleg van de droom

In zijn uitleg van de droom begint Daniël met een bijna woordelijke herhaling van het eerste deel van de droom. Hierdoor laat hij Nebukadnezar merken dat hij de droom goed heeft gehoord en begrepen. Door de droom nog eens te herhalen zal de koning nog sterker de toepassing ervan ondergaan. Direct na zijn herhaling van dit deel van de droom zegt Daniël van de boom: “Dat bent u, o koning.”

Zo heeft hij het Daniël bij de uitleg van de eerste droom ook horen zeggen: “U bent dat gouden hoofd” (Dn 2:38). Dat zal hem hebben gevleid. Ook de toepassing van de boom op hem zou hij met genoegen hebben gehoord als er niet meer zou volgen. Zijn grootheid is overweldigend, zowel in de hoogte – die “reikte tot aan de hemel” – als in de breedte – “hij was te zien over heel de aarde”.

Dan herhaalt Daniël het gedeelte van de droom dat over de wachter gaat en wat deze heeft gezegd. Hij doet dat in wat sterkere bewoordingen dan in de weergave van Nebukadnezar. Zo spreekt Daniël over “vernietig hem”. In wat de wachter zegt, zien we wat de hemel denkt over deze geweldige boom, over deze geweldige Nebukadnezar, die van zichzelf onder de indruk is en van wie mensen onder de indruk zijn.

De hemel zegt: “Wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God” (Lk 16:15). Daarom klinkt de stem uit de hemel: ‘Omhouwen die zaak, en van alle uiterlijke schijn mag niets overblijven.’ Van de boom moet echter de stam blijven staan. Er wordt geen definitief einde aan het leven van Nebukadnezar gemaakt. Dat wordt aangegeven door het woord “totdat”. Het betreft een tijdelijke vernedering en wel voor de duur van zeven tijden.

Na de herhaling van het tweede deel van de droom legt Daniël uit wat de betekenis is. Hij leidt de uitleg in met de ernstige verzekering dat wat Nebukadnezar volgens de uitleg overkomt, “een besluit van de Allerhoogste is”. Hiermee plaatst hij de koning, die hij met gepaste eerbied aanspreekt met “mijn heer de koning”, in de tegenwoordigheid van God als de Allerhoogste. Het gaat erom dat Nebukadnezar wordt overtuigd van Zijn bestaan en Zijn soevereiniteit. Wat hem zal overkomen, is een besluit van de Allerhoogste en daarom niet door een mens aan te passen of te negeren.

De inhoud van het besluit is dat Nebukadnezar uit het woongebied van de mensen zal worden verstoten en te midden van de dieren zal verblijven. Zijn plaats tussen de mensen zal hij kwijtraken en hij zal zich begeven in het gezelschap van de dieren en zich gedragen als een van hen. Zijn woning, zijn voedsel, zijn kleding, zijn waardigheid, alles wat zijn grootheid als mens uitmaakt, verliest hij. In plaats daarvan zal hij in het open veld zijn, zonder bedekking, en zal hij gras eten als een rund. Hij zal zijn dorst niet meer lessen met uitgelezen wijnen, maar genoegen moeten nemen met de dauw van de hemel.

De vernedering is voltooid en eindigt als hij “erkent dat de Allerhoogste Heerser is over het koningschap van de mensen en dat geeft aan wie Hij wil”. Voordat hij zover is, zullen er zeven tijden zijn voorbijgegaan, een volkomen periode. Dat er een einde aan die periode van vernedering komt, ligt opgesloten in de woorden “dat men de stam [met] de wortels van de boom moest laten [staan]”, woorden die Nebukadnezar ook heeft gehoord. Daniël voegt eraan toe dat na zijn erkenning “dat [de God] van de hemel de Heerser is”, zijn koningschap bestendig zal zijn.

Voor ieder mens geldt dat er pas een verbinding met God kan komen, wanneer hij erkent dat God de Allerhoogste Heerser is over alles. God is soeverein. Het erkennen daarvan geeft rust aan het gemoed. Dat moeten wij ook als gelovigen regelmatig leren in ons leven, waarin zoveel dingen kunnen gebeuren waaruit blijkt dat we dit vergeten zijn.

Copyright information for DutKingComments