Daniel 4:4-5

Nebukadnezar krijgt een droom

Na zijn inleidende proclamatie over de grootheid van God vertelt Nebukadnezar wat er met hem is gebeurd. Hij gaat terug naar het moment dat hij zorgeloos in zijn huis en in welstand in zijn paleis leeft. Hij lijkt alles onder controle te hebben. Van zijn vijanden heeft hij niets te vrezen, want die zijn overwonnen. In zijn paleis, dat wil zeggen zijn regering, loopt alles voorspoedig. Ook intern is alles in orde. Zijn heerschappij is goed gevestigd. Hij is op het hoogtepunt van zijn macht.

Tegelijk is een toestand van rust een gevaarlijke toestand (vgl. Ez 16:49; 2Sm 11:1-4) als die rust wordt toegekend aan eigen inspanning. Dan moet God laten zien dat Hij er is. Dat doet Hij door een droom. Nebukadnezar wordt in zijn zorgeloze rust en voorspoed gestoord. Dat gebeurt niet door een vijand van buiten die hij over het hoofd heeft gezien of door een vertrouweling die een paleisrevolutie ontketent, maar door Iemand met Wie hij helemaal geen rekening heeft gehouden.

Een mens kan alles onder controle hebben, maar op zijn geest in onbewuste toestand heeft hij noch een ander mens vat. De Enige Die de geest van een mens tegen diens wil in kan benaderen, is God. Hij kan dat op verschillende manieren doen. Hier doet Hij dat door een droom. Vaak is het zo, dat “de droom komt door veel bezigheid” (Pr 5:2a). Dat is hier niet het geval. God komt opnieuw door een droom zijn leven binnen. De vorige droom, die in Daniël 2, gaat over zijn rijk. De droom die hij nu krijgt, gaat over hem persoonlijk.

De man die voor geen kleintje vervaard is, wordt bevangen door schrik vanwege de visioenen die hij voor ogen krijgt. Op zijn zachte bed, dat wel goed bewaakt zal zijn, dringt Iemand tot hem door Die hem iets te vertellen heeft. Als God een mens wil benaderen, dringt Hij door tot het meest innerlijke van de mens, hoezeer die mens zich ook heeft voorzien van afweermechanismen om te voorkomen dat God hem ‘lastig valt’.

Copyright information for DutKingComments