Daniel 6:10

Nederlands vers (11)

Daniël bidt tot zijn God

Als Daniël van het bevelschrift hoort, wordt hij niet bang. Hij dient geen verzoek tot ontheffing bij de koning in. Hij zoekt ook niet het gesprek met zijn tegenstanders. Hij gaat direct naar huis. Thuisgekomen gaat hij naar zijn bovenvertrek om naar zijn gewoonte te bidden, terwijl hij de gevolgen aan God overlaat. Bidden is voor hem niet iets bijzonders, het hoort bij zijn leven. Het is voor hem net zo vanzelfsprekend als ademhalen. Bidden is niet iets voor bijzondere gebeurtenissen, een ontsnappingsventiel voor als de druk te hoog wordt. Het is niet een spontane godsdienstige oprisping als er plotseling een moeilijkheid opduikt. Als Daniël hier in gebed gaat, is dat de voortzetting van iets wat hij gewend is.

Voor ons is het ook belangrijk om van bidden een gewoonte te maken die we ons niet laten ontroven of verbieden. Deze benadering van het gebed is totaal anders dan bidden uit sleur. Er wordt ons geen voorschrift gegeven hoe vaak we moeten bidden. Wel wordt ons verschillende keren gezegd dat we moeten volharden in het gebed (Lk 18:1; Ef 6:18; Ko 4:2; 1Th 5:17). Ook een gebedshouding wordt ons niet voorgeschreven. We vinden wel aanwijzingen. We kunnen knielen, of staan of ook liggen. Onze houding zal passen bij wat er in ons hart is om voor te bidden. Als we in grote nood zijn, is het voor te stellen dat we geknield of zelfs uitgestrekt op de grond liggen. Als er dankbaarheid is en lofprijzing aan God zal dat meer staand gebeuren.

Welke houding het ook is, het zal een eerbiedige houding zijn. We naderen immers tot de heilige God. Zeker, we mogen Hem Vader noemen, dicht bij Hem zijn en vertrouwelijk met Hem spreken. Maar dat betekent nog niet dat we op een populaire wijze met Hem omgaan. Vertrouwelijkheid sluit respect niet uit.

Daniël bidt niet alleen, hij dankt ook. Hij vindt redenen om te danken, ondanks de zeer bedreigende situatie. Naar het gebed van Salomo bidt hij, met de vensters open, in de richting van Jeruzalem (1Kn 8:48). Hij is gewend met open vensters te bidden en sluit ze voor deze gelegenheid niet. Hij wil als het ware zijn heldere kijk op de hemel behouden, hij wil ook in praktisch opzicht de verbinding met de hemel openhouden.

Door zijn omgang met God komt Daniël ertoe te doen wat hem verboden is. Hier kan hij de overheid niet gehoorzaam zijn. Hij wil “God meer gehoorzamen dan mensen” (Hd 5:29). Hij weigert zich tot Darius te richten in plaats van tot God, omdat God gezegd heeft dat Hij Zijn eer aan geen ander geeft. Het eerste gebod luidt immers: “U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben” (Ex 20:3). Daar heeft Daniël in de eerste plaats mee te maken en gehoorzaam aan te zijn en daarom weigert hij het bevelschrift van de koning.

Ook ons persoonlijk gebed mag een openlijke, voor iedereen waarneembare aangelegenheid te zijn. We hoeven dat niet stiekem te doen. Het gebed voor het eten in een restaurant of op het werk is een getuigenis. Ook bij een zakenreis is het belangrijk openlijk te laten zien dat je anders bent dan de rest. Dat blijkt niet alleen uit het niet meedoen aan verkeerde praat en activiteiten of niet meegaan naar verkeerde plaatsen, maar ook uit het bidden en lezen van Gods Woord. Daniël weigerde voor zichzelf elk compromis en dat moeten wij ook.

Daniël gaat op zijn knieën. Zijn houding is in overeenstemming met wat hij doet. Hij had het ook staande of lopend kunnen doen, zodat het niet was opgevallen dat hij bad. Hij past zijn gebedshouding niet aan om niet op te vallen. Ook past hij de tijden van zijn bidden niet aan. Zoals altijd bidt hij ook nu drie keer per dag, misschien naar het voorbeeld van David (Ps 55:18). Hij gaat die dertig dagen bijvoorbeeld niet ’s nacht bidden, om maar niet gezien te worden.

Er is nog een belangrijk aspect aan het bidden van Daniël en dat is dat hij niet voor het oog van de mensen bidt, maar voor het oog van God. Mensen mogen hem wel zien bidden. Hij doet het echter niet voor de mensen, maar voor God. Bij de farizeeën is dat anders. Zij bidden om door de mensen gezien te worden (Mt 6:5), terwijl ze eraan voorbijgaan dat God niet op hun gebed let, ja, hun gebed is zelfs een gruwel voor Hem. Daniël krijgt in plaats van lof van mensen te maken met de vijandschap van mensen. Dat bewijst de echtheid van zijn gebed. Elke huichelachtigheid is er vreemd aan. Ons dienen van God wordt ook pas als echt bewezen als het gebeurt onder de druk van vijandschap.

Copyright information for DutKingComments