Daniel 6:24

Nederlands vers (25)

De vijanden in de leeuwenkuil

Als Daniël uit de kuil is bevrijd, is het tijd voor het oordeel over zijn vijanden. Zij hebben willens en wetens zijn ondergang gezocht. Nu zullen zij hun rechtvaardige straf krijgen. Ze worden in de kuil geworpen die ze voor een ander hadden bedoeld. Hier wordt het woord waarheid: “De rechtvaardige wordt uit benauwdheid gered, maar de goddeloze komt in zijn plaats” (Sp 11:8; Sp 21:18). Met de aanklagers worden ook hun vrouwen en kinderen voor de leeuwen gegooid.

Een zonde heeft vaak niet alleen gevolgen voor de pleger, maar ook voor zijn gezin en familie. In de wet staat dat kinderen niet ter dood mogen worden gebracht om de vaders (Dt 24:16; 2Kr 25:4; Ez 18:20). Het betreft hier echter geen geval in Israël, maar in een heidens land. Als in Israël kinderen toch sterven met hun zondigende vader, zoals bij Achan (Jz 7:24-25), lijkt het erop dat zij op de een of andere manier de zonde hebben gesteund, waardoor zij hetzelfde oordeel verdienen. Maar de vader is de hoofdverantwoordelijke persoon en is door zijn zonde de oorzaak van het oordeel dat over andere familieleden komt.

Zodra deze mensen in de leeuwenkuil geworpen worden, vallen de leeuwen hen aan en vermorzelen hen. Dat gebeurt al zelfs voordat ze de grond hebben geraakt. Het is door wat hier gebeurt wel duidelijk dat de leeuwen Daniël niet hebben gespaard omdat ze geen honger hadden. De pure vraatzucht van de leeuwen maakt het wonder dat ze Daniël geen enkel letsel hebben toegebracht alleen maar groter. Van zijn vijanden laten de leeuwen geen been heel. Ze verbrijzelen al hun beenderen.

Het gezegde dat wie een kuil graaft voor een ander er zelf in valt (Ps 57:7b; Ps 7:16; Sp 26:27; Pr 10:8), geldt niet alleen voor personen, maar ook voor volken. Voor hen klinkt het profetisch in Psalm 9: “De heidenvolken zonken in het graf [dat] zij maakten; hun voet raakte gevangen in het net dat zij heimelijk [spanden]. De HEERE is bekend geworden, Hij heeft recht gedaan. De goddeloze raakt verstrikt in het werk van zijn [eigen] handen” (Ps 9:16-17). Deze psalm spreekt over de bevrijding van het Godvrezende overblijfsel in de eindtijd. Dan wordt de toorn van God uitgestort over de vijanden en komen zij om in de groeve die zij gemaakt hebben. In het laatst aangehaalde vers gaat het ook over “de goddeloze”, dat is de antichrist. Hij komt ook om in zijn eigen boze werken.

Copyright information for DutKingComments