Daniel 8:2

Inleiding

Vanaf Daniël 8 tot het einde van het boek is de beschrijving van de gebeurtenissen weer in de Hebreeuwse taal. Het gedeelte vanaf Daniël 2:4 tot en met Daniël 7 is geschreven in het Aramees, de taal van het eerste grote wereldrijk. Deze verandering zal te maken hebben met de inhoud van de komende hoofdstukken. In de beschrijving van die gebeurtenissen gaat het hoofdzakelijk om de gevolgen die deze gebeurtenissen hebben voor Israël, dat “het sierlijke [land]” (Dn 8:9) wordt genoemd. Ze betreffen ook God en “Zijn heilige woning”, dat is de tempel (Dn 8:11). Israël is het land waarover Gods ogen dag en nacht open zijn (Dt 11:12; 1Kn 9:3).

In Daniël 8 gaat het om het tweede en derde wereldrijk, dat wil zeggen het wereldrijk van de Meden en Perzen en het Griekse wereldrijk. In Daniël 7 worden deze rijken voorgesteld als een beer en een luipaard. Hier worden ze voorgesteld als een ram en een geitenbok. Beer en luipaard zijn roofdieren, zij verslinden, het zijn onreine dieren. Ram en geitenbok zijn reine dieren. Ze mochten in Israël gegeten worden en werden ook voor de offerdienst gebruikt.

De wereldrijken zijn onreine machten die gruwelijk verslinden. Toch is er ook een aspect in die wereldrijken waardoor ze met een ram en geitenbok kunnen worden vergeleken, wat aangeeft dat ze een welgevallen zijn voor God. Zij volbrengen namelijk het welgevallen van God door Zijn werk te doen. Dat werk bestaat uit het uitvoeren van Zijn oordeel, eerst en vooral over Zijn volk, maar dan ook over het volk dat Zijn oordeel heeft uitgevoerd, omdat dit volk verder is gegaan dan God wilde.

Kores, het hoofd van het Medisch-Perzische rijk, wordt de gezalfde van God genoemd (Js 45:1a). Hij oefent Gods tucht uit, en hij zorgt ook voor Zijn volk. We vinden dit ook in het boek Zacharia waar de zwarte paarden die naar het noorden trekken de Geest van God laten rusten, dat wil zeggen dat zij Zijn welgevallen doen (Zc 6:6-8). Zo is in dit hoofdstuk de geitenbok een welgevallen voor God als hij de ram vernietigt. Maar hij verliest dit welgevallen als hij zich verheft.

Tijd en plaats van het visioen

Wanneer Daniël het visioen krijgt, bevindt hij zich nog onder de regering van de vorst van Babel, terwijl het gezicht gaat over het oordeel over de Meden en Perzen door middel van de Grieken. Hij ziet dus al van tevoren dat het tweede rijk door het derde rijk wordt veroverd. Het visioen dat hij krijgt, sluit aan op het vorige, dat van de vier wereldrijken in het vorige hoofdstuk. Dat is twee jaar geleden (Dn 7:1), maar hij weet het nog goed. Van die vier wereldrijken worden nu het tweede en het derde wereldrijk, dat zijn de wereldrijken van de Meden en Perzen en van Griekenland, nader belicht (Dn 8:20-21).

Als Daniël het visioen ziet, bevindt hij zich niet in Babel, maar in de burcht Susan, in het gewest Elam. Susan is de hoofdstad van het gewest Elam, dat moet hebben gelegen ten westen van Perzië, oostelijk van Babylon en ten zuiden van Medië. In het visioen bevindt Daniël zich bij het Ulaikanaal. Andere visioenen worden ook wel met een rivier verbonden (Dn 10:4; Ez 1:1; Ps 137:1). Hier is het Ulaikanaal de plaats waar Daniël de ram ziet staan.

Copyright information for DutKingComments