Daniel 8:21-27

De uitleg van het visioen

Gabriël leidt zijn uitleg in met de toezegging dat hij Daniël zal laten weten “wat er zal gebeuren aan het einde van deze [periode van] gramschap”. Het gaat in de toepassing en uitleg dus om de eindtijd. Die wordt hier genoemd “deze [periode van] gramschap”. De uitdrukking “gramschap” wordt in Jesaja gebruikt voor de gramschap van God over Zijn volk dat zich van Hem heeft afgewend, de antichrist achterna (Js 10:25; Js 26:20). Het is de tijd van de grote verdrukking.

Dat het over de eindtijd gaat, betekent dat de verklaring verder gaat dan de directe of nabije toekomst. De nabije toekomst gaat over de verovering door de Grieken van het rijk van de Meden en Perzen. Dat zien we aan de betekenis van de ram en de geitenbok. Wat die voorstellen, wordt duidelijk gezegd. Ook horen we over de ene grote hoorn en de vier horens die ervoor in de plaats komen. De eerste koning is Alexander. Bij zijn dood is zijn rijk verdeeld onder zijn vier generaals. Deze verdeling betekent tegelijk het einde van de kracht van het Griekse wereldrijk. Geen van de vier delen heeft de macht gehad die Alexander had.

Als de vier koningen aan het einde van hun macht zijn, zal er “een meedogenloze koning” opstaan. Dat is de kleine hoorn, ofwel de eerder genoemde Antiochus Epiphanes. De reden van zijn opkomst is niet in de eerste plaats het naderende einde van het koningschap van de vier koningen, maar het gedrag van de afvalligen. Het betreft de afvalligen van Gods volk. Er komt een moment dat de ontaarde Joden de maat van hun ongerechtigheid vol hebben gemaakt (vgl. Mt 23:32; Gn 15:16; 1Th 2:16). Dat is het moment dat zij rijp zijn voor de verwoesting die God door middel van Antiochus als tuchtiging over hen zal brengen. Naast meedogenloos in zijn daden is deze koning ook “bedreven in slinkse streken”, wat duidt op de verdorvenheid van zijn karakter. Hij bereikt zijn doelen door het uitoefenen van een schrikbewind en het gebruik van leugen en bedrog.

De grote kracht die hij ontplooit, bezit hij niet uit zichzelf: “Zijn kracht zal machtig worden, maar niet door eigen kracht.” Hij dankt zijn kracht aan een andere macht. Door die andere macht is hij sterk en slaagt hij in zijn streven om verderf aan te richten. Het kan niet anders of iemand die er behagen in schept om verderf aan te richten is een instrument van de duivel. Ook de opmerking dat hij dit op “wonderlijke wijze” doet, laat dat zien. Iemand van wie je niet verwacht dat hij zo machtig is en het toch is, heeft hulp uit het rijk van de duisternis. Hij heeft zijn ziel verkocht aan de duivel die hem met ‘macht’ beloont. De duivel maakt daarvoor gebruik van Rusland, het machtige rijk in het uiterste noorden (Ez 38:2-6; 14-16; Ez 39:1-2).

Dat de drijvende kracht achter Antiochus de duivel is, blijkt ook uit het feit dat hij vooral onder Gods volk verderf wil aanrichten. Hij zal het doen en het zal hem lukken. Wij weten dat het is omdat hij – zonder het zich bewust te zijn – door God wordt gebruikt als tuchtmiddel in Zijn hand. Dat pleit hem echter niet vrij van zijn door en door verdorven handelen dat ook door God zal worden geoordeeld, zoals we aan het eind van Dn 8:25 lezen. God weet het boosaardige handelen van de mens, waarvoor deze ten volle zelf verantwoordelijk is, te gebruiken voor Zijn doel. Zijn doel is het welzijn van Zijn volk en de verheerlijking van Zijn Zoon door dat volk.

“De machtigen” die hij te gronde richt, zijn de leiders van Israël die het volk voorgaan in de afval. Hij zal ook “het heilige volk” te gronde richten. Ondanks de afvalligheid van het volk noemt Gods Geest dit volk hier “het heilige volk”. Dat is wat het volk had moeten zijn: een volk apart gesteld van alle volken om alleen aan God toegewijd te leven. Omdat zij Hem echter hebben verworpen en zich aan de afgoderij van de volken hebben overgegeven, worden ze door God overgegeven aan hun vijanden, hier in de persoon van de wrede, goddeloze Antiochus. Dit is geen nieuwe handelwijze van God. We zien in het boek Richteren verschillende keren dat God Zijn volk overgeeft in handen van hun vijanden als zij van Hem zijn afgeweken. Hij doet dat, opdat zij tot Hem zullen terugkeren. Als ze dan ook tot Hem gaan roepen, zendt Hij een bevrijder.

Ook in ons persoonlijk leven kan dat gebeuren. Als we van de Heer afwijken, moet Hij ons soms aan de macht van de zonde prijsgeven. Dan leren we door ondervinding de heerschappij van de zonde. Daardoor zullen we ons herinneren hoe goed het was, toen we de Heer volgden en Hem dienden. We horen dat ook de verloren zoon zeggen in de gelijkenis die de Heer Jezus uitspreekt (Lk 15:17). Het gevolg is dat we dan zullen opstaan met berouw over onze verkeerde weg. We mogen weten dat de Vader ons opwacht en ons in Zijn armen sluit als we bij Hem terugkomen.

In Dn 8:25 wordt nog eens de aandacht gevestigd op zijn sluwheid. Omdat hij sluw is, slaagt hij erin bedrieglijk te handelen. Hij kan zijn ware bedoeling goed verbergen en over anderen macht uitoefenen. Zijn succes zal hem hoogmoedig maken. Hij zal zich op zijn voorspoed beroemen. Op de een of andere manier zal hij erin slagen voet aan de grond te krijgen in Israël. Als de Joden menen dat ze van hem niets te duchten hebben en ze in rust verkeren, zal hij toeslaan en velen doden. Hij zal het in zijn hoogmoed zelfs wagen tegen de Heer Jezus op te staan, alsof hij Die ook te gronde zou kunnen richten. Maar hij komt plotseling om door Gods hand (Dn 2:45; Jb 34:20).

De uitwerking op Daniël

Als wij dit visioen een naam zouden moeten geven, zouden we het wel ‘het visioen van de ram en de geitenbok’ kunnen noemen. Zo noemt Gods Geest dit visioen echter niet. Aan het eind van het visioen noemt de Geest van God het “het visioen van de avond en de morgen”. Wij denken dat het gaat om de strijd tussen de Grieken en de Meden en Perzen. Maar Gods Geest zegt dat het in werkelijkheid gaat om de tijd dat God Zijn tweemaal per dag herhaalde offer wordt onthouden. “Dat is de waarheid.” We hoeven er niet aan te twijfelen.

Het gaat hier over het dagelijks brandoffer. Dat spreekt van de Heer Jezus in Zijn werk aan het kruis dat helemaal voor God was. Christus heeft God volmaakt en in alles verheerlijkt. God wil graag dat wij Hem vertellen wat de Heer Jezus voor Hem is geweest aan het kruis. We denken er vaak aan wat de Heer Jezus voor ons heeft gedaan, wat de gevolgen van Zijn werk voor ons zijn. Maar hoe vaak denken we eraan wat Zijn offer voor God betekent?

Daniël moet het visioen geheimhouden. Het is namelijk niet alleen van belang voor de directe toekomst in verbinding met de komst van het Griekse wereldrijk en met name van de kleine hoorn (Antiochus Epiphanes). Waarom het uiteindelijk gaat, is de eindtijd. Dan zal wat dit visioen te zien heeft gegeven, zijn vervulling vinden in de grote verdrukking, wanneer vijanden zowel van buiten als van binnen Gods volk zullen benauwen. De (godsdienstige) hoofdvijand van binnen is de antichrist. De (politieke) vijand van buiten komt uit het noorden, Syrië, gesteund door de vijand uit het uiterste noorden, Rusland.

Als Daniël het visioen heeft gezien en de uitleg heeft gehoord, kan hij niet meer. Hij is er ziek van, zo diep heeft het hem allemaal geraakt. Voor ons ligt het wat anders. Het hoeft ons niet ziek te maken en zelfs niet te bevreemden dat er wereldheersers zijn die niets met God te maken willen hebben en Zijn volk vervolgen (1Pt 4:12).

Wat ons zou moeten raken, is hoe het geestelijk met de gelovigen gaat. Hebben we er oog voor dat er geestelijke machten zijn die onder Gods volk ingang krijgen om dit volk af te brengen van het dagelijks brengen van offers aan God? Valse broeders proberen binnen te sluipen en het geloof uit te hollen (Gl 2:4-5). Als een geest van wetticisme vat krijgt op de gelovigen, betekent dat het einde van het brengen van offers van lof en dank aan God. Dat dit kan gebeuren, zou ons ziek moeten maken.

Door alles wat op Daniël is afgekomen, is hij enkele dagen ziek. Hij heeft zich ziek moeten melden bij de koning. We zien hier dat profeten geen machines zijn die mechanisch een boodschap ontvangen en die zo weer afleveren. Profeten zijn heilige mensen van God die door de Heilige Geest worden gedreven (2Pt 1:21). Ze hebben niet alles begrepen wat hun is verteld en het nauwkeurig onderzocht. Veel is ook voor hen een verborgenheid gebleven, maar ze hebben geloofd wat is gezegd: “Over deze behoudenis hebben profeten onderzocht en nagevorst, die van de voor u [bestemde] genade geprofeteerd hebben, terwijl zij navorsten welke of wat voor een tijd de Geest van Christus Die in hen was, aanduidde, toen Hij tevoren getuigde van het lijden dat over Christus [zou komen] en van de heerlijkheden daarna. Aan hen werd geopenbaard dat zij niet voor zichzelf, maar voor u de dingen bedienden die u nu zijn aangekondigd door hen die u het evangelie hebben verkondigd door [de] Heilige Geest Die van [de] hemel is gezonden; dingen waarin engelen begerig zijn een blik te werpen” (1Pt 1:10-12).

Bij Daniël zien we dat elk visioen diepe zielsoefeningen bij hem heeft bewerkt. Het heeft hem tot vasten en het lezen van Gods Woord gebracht. Hetzelfde is voor ons noodzakelijk. Wij kunnen niet groeien in de genade en de kennis van Gods Woord als we niet bidden en als er geen zielsoefeningen zijn. In het volgende hoofdstuk zullen we daarvan nog een prachtig voorbeeld zien. De vraag voor ons is ook: Wat doet het onderwijs van de Heer over toekomstige dingen bij ons?

Copyright information for DutKingComments