Daniel 9:26

De Messias wordt uitgeroeid

Het einde van de periode van in totaal negenenzestig weken wordt behalve aan de Persoon van de Messias ook verbonden aan een gebeurtenis. Deze gebeurtenis is het uitroeien van de Messias. “En na de tweeënzestig weken zal de Messias worden uitgeroeid, maar het zal niet voor Hemzelf zijn.” Zoals we aan het aantal verstreken weken kunnen zien, zijn er, sinds Nehemia Jeruzalem begon te herbouwen, op het moment van het uitroeien van de Messias vierhonderddrieëntachtig jaren verlopen.

Dan zijn we in de geschiedenis terechtgekomen in de tijd van de omwandeling van de Heer Jezus op aarde. Hij is die ‘Messias’ of ‘Gezalfde’. Hij komt om de laatste week te vervullen en zo de periode van zeventig jaarweken vol te maken en het vrederijk te vestigen. Maar wat gebeurt er? Zijn volk verwerpt en vermoordt Hem. Hij wordt onschuldig – ‘terwijl er niets tegen Hem is’, zoals ook kan worden vertaald – ter dood gebracht. Tegelijk is het ook “niet voor Hemzelf”, maar voor Zijn volk, want Zijn kruisdood is de grondslag voor de vervulling van Gods plannen ten aanzien van Zijn volk.

Een eenvoudige berekening laat zien hoe nauwkeurig Gods Woord is. De jaren in de Bijbel zijn jaren van 360 dagen. De periode van 483 jaren zijn 483 x 360 = 173.880 dagen. Dat betekent dat we, gerekend vanaf de datum van het bevel tot herbouwen van de stad, uitkomen op de intocht van de Heer Jezus in Jeruzalem, de zondag vóór de vrijdag waarop Hij de kruisdood zal sterven. [Voor een exacte berekening zie ‘Jeruzalem, obstakel voor de wereldvrede’ van Roger Liebi, blz. 34-48.]

Zo eindigen de negenenzestig jaarweken. Doordat het volk zijn Messias verwerpt, kan die ene laatste, zeventigste, jaarweek niet direct aansluiten op de negenenzestig al verlopen jaarweken en kan het vrederijk niet worden gevestigd. Zijn daarmee de plannen van God tenietgedaan? Nee, het wil zeggen dat die zeventigste jaarweek nog moet nog komen, want de bezegeling van de profetie (Dn 9:24) betreft zeventig jaarweken en niet negenenzestig jaarweken. ‘Bezegeling’ wil zeggen dat alles, inclusief de zeventigste jaarweek, uitkomt en dat alles wordt vervuld wat in gezichten en door profeten is meegedeeld. Het betekent een uitstel van de vervulling, want dat de vervulling komt, is zeker.

Wat gebeurt er nu tussen de negenenzestigste en de zeventigste jaarweek? In die onbepaalde periode vinden belangrijke gebeurtenissen plaats. Ook daarover wordt Daniël, en worden dus ook wij, verder geïnformeerd door de engel. De negenenzestigste jaarweek sluit af met de dood van de Messias, zoals in het begin van Dn 9:26 staat. Hij wordt uitgeroeid “en zal niets hebben”, zoals het ook vertaald kan worden. Daarmee wordt gezegd dat Hij heengaat zonder dat Hij het koninkrijk heeft ontvangen waarvoor Hij gekomen was.

Dan gaat de uitleg verder en spreekt Gabriël over “een volk van een vorst, [een volk] dat komen zal”. Hij zegt ook wat dat volk zal doen: het “zal de stad en het heiligdom te gronde richten”. Ook het einde van het volk wordt door Gabriël bekendgemaakt: “Het einde ervan zal zijn in de [overstromende] vloed en tot het einde toe zal er oorlog zijn, verwoestingen [waartoe] vast besloten is.”

Hier wordt gesproken over een volk van een vorst die komen zal. Dat volk zijn de Romeinen. De Romeinse legers hebben in het jaar 70 onder aanvoering van Titus Jeruzalem verwoest, als tuchtiging van God voor de verwerping van de Messias. God geeft de stad prijs aan de volken. Daarover geeft Lukas in zijn verslag van de rede over de laatste dingen door de Heer Jezus nadere bijzonderheden (Lk 21:20-24). De Heer Jezus zegt daar: “En Jeruzalem zal door [de] volken worden vertrapt, totdat [de] tijden van [de] volken zijn vervuld” (Lk 21:24).

Als de tijden van de volken zijn vervuld, komt wat Gabriël hier noemt “het einde”. “Het einde” is de eindtijd, de wederkomst van Christus en de gebeurtenissen die daarmee verband houden. Midden in dit Dn 9:26 wordt dus een grote sprong gemaakt van de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen in het jaar 70 naar de wederkomst van Christus in de eindtijd. De verwoesting is vast besloten, zowel van Jeruzalem als van het Romeinse rijk, zowel toen als in de eindtijd. Het volk, de Romeinen, is er geweest en is aan zijn einde gekomen. Germaanse stammen hebben het rijk laten neerstorten. Europa is in vele landen uiteengevallen.

Maar de vorst van dat volk moet nog komen. Hij zal ook komen. Over hem gaat het in Dn 9:27. De gebeurtenissen van toen, in het jaar 70, zijn een voorafschaduwing van de gebeurtenissen in de eindtijd, gebeurtenissen die direct aan de vestiging van het duizendjarig vrederijk voorafgaan. De gebeurtenissen van de eindtijd zijn de gebeurtenissen van de zeventigste jaarweek. Die worden in Dn 9:27 beschreven.

Copyright information for DutKingComments