Deuteronomy 1:33

Gods trouw en het ongeloof van het volk

Mozes spreekt tot een geslacht dat zich niet of nauwelijks bewust kan zijn van wat veertig jaar geleden heeft plaatsgevonden. Toch spreekt hij tot hen alsof het henzelf betreft: zij waren weerspannig en wilden niet optrekken, zij morden in hun tenten. Hij kan dat doen omdat hij weet dat de kiem van ongeloof ook in dit geslacht aanwezig is. Zij zijn niet beter dan hun vaderen. Ook dit nieuwe geslacht heeft zijn ongeloof en opstandigheid aan het einde van de reis getoond (Nm 21:5).

De gelovige is een nieuwe schepping in Christus, maar zijn oude natuur is onverbeterlijk slecht. Als hij die niet houdt op de plaats van de dood (Rm 6:11), zal ook de gelovige tot de ergste zonden kunnen komen.

Wij kunnen God verwijten maken omdat we vinden dat Hij niet zorgt voor voldoende middelen om ons met de zegeningen bezig te houden. Maar de eigenlijke vraag is of wij de zegeningen waarderen. Als we dat doen, zullen we de middelen en de tijd ervoor krijgen. Generaties in vorige eeuwen hebben veel harder en langer moeten werken dan wij vandaag. Toch kenden zij de Schrift door en door. Hoe komt dat? Zij waardeerden de zegeningen, terwijl wij ons laten inpakken door de aardse dingen. In Christus zijn “al de schatten van de wijsheid en kennis verborgen” (Ko 2:3). Als we ons met Hem bezighouden, zullen we toenemend genieten van alles wat ons in Hem is gegeven. Een verlangend hart zal leren van de waarheid die in Jezus is (Ef 4:21).

In Dt 1:31 zien we hoe God Zijn volk door die ‘grote en vreselijke woestijn’ heen heeft gevoerd. Waartoe Mozes niet in staat was (Nm 11:14), deed God: Hij droeg hen, zoals een man zijn kind draagt. In zijn toespraak in de synagoge in het Pisidische Antiochië wijst Paulus erop hoe God Zijn volk met de tederheid van een voedster heeft verzorgd: “En gedurende ongeveer veertig jaar verzorgde Hij hen in de woestijn” (Hd 13:18; vgl. Js 66:13; Ps 103:13). Dit is Zijn antwoord op hun beschuldiging dat Hij hen haat, een antwoord dat hen tot beschaming zou moeten brengen.

Het volk heeft verkenners voor zich uitgezonden. Mozes herinnert eraan dat de HEERE Zelf telkens weer als een verkenner voor hen was uitgegaan om voor hen een geschikte plaats te zoeken om hun tenten op te slaan (Dt 1:33). Ze kunnen zich beter op Hem verlaten, dan hun weg bepalen naar aanleiding van menselijke waarnemingen.

Copyright information for DutKingComments