Deuteronomy 11:13-15

Belofte van zegen

De regen komt niet op afroep, maar op Gods tijd, als Hij het geeft. Hij verbindt de regen aan gehoorzaamheid. De vroege regen is voor ons de tijd dat we voor het eerst iets zijn gaan zien van wat verder gaat dan de vergeving van de zonden. Wij leven in de tijd van de late regen, sinds de Heer in Zijn goedheid in het begin van de negentiende eeuw opnieuw zicht gaf op de zegeningen van het hemelse land. Hebben we ervan gedronken en geproefd?

De regen van de hemel is nodig om “uw koren, uw nieuwe wijn en uw olie” in te zamelen. In Psalm 104 zien we dat koren bedoeld is voor voedsel, wijn verbonden is aan blijdschap en olie voor een glanzend gezicht zorgt (Ps 104:14-15).

Voor ons betekent dit, dat wij ons voortdurend mogen voeden met het voedsel van het land, dat is voor ons de Heer Jezus als het brood uit de hemel (Jh 6:47-58). Voeden met Hem als het eeuwige leven wil zeggen dat we innerlijk verwerkelijken dat Hij ons leven is en wij daardoor gemeenschap hebben met de Vader en de Zoon. De Vader en de Zoon zijn van eeuwigheid in dat land. Daarmee mogen wij ons versterken, we mogen op een praktische manier delen met de Vader waarvan Zijn hart vol is.

De nieuwe wijn stelt de volkomen blijdschap voor die we mogen kennen als een gevolg van gemeenschap met de Vader en de Zoon. Ook dat is een zegen van het eeuwige leven (1Jh 1:1-4). De olie stelt weer een ander aspect van het eeuwige leven voor. Iets ervan zien we in Psalm 133: “Een pelgrimslied, van David. Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het dat broeders ook eensgezind samenwonen. Het is als de kostelijke olie op het hoofd, die neerdaalt op de baard, de baard van Aäron, die neerdaalt op de zoom van zijn priesterkleed. Het is als de dauw van de Hermon die neerdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebiedt de HEERE de zegen [en] het leven tot in eeuwigheid” (Ps 133:1-3).

In deze psalm wordt het eeuwige leven genoten door broeders en zusters die samenwonen. Het is een plaats waar de HEERE de zegen gebiedt. Die plaats is de hemelse gewesten. Hier wordt dat genoten op een plaats waar broeders samenwonen. In het begin van 1 Johannes 1 is niet alleen sprake van gemeenschap met de Vader en de Zoon, maar ook met onze broeders en zusters (1Jh 1:3). Wat ons in aards opzicht kan scheiden, is daar verdwenen.

Wat ons bindt, geeft ons een intense liefde voor elkaar. Dat komt door het bezit van hetzelfde eeuwige leven. Juist waar wij samen zijn, kunnen we het meest intens die gemeenschap met de Vader en de Zoon beleven. Onze eenheid is in de besloten eenheid van de Vader en de Zoon opgenomen. Door onze verdeeldheid beleven we dat vaak niet, maar in beginsel is het er en kan het daarom ook genoten worden. Daar daalt de olie neer.

Copyright information for DutKingComments