Deuteronomy 13:6-11

Verborgen verleiding tot afval

Hier zijn familiebetrekkingen en vriendschapsbanden in het spel (Mi 7:5). De boezemvriend is de ‘vriend, die als uw ziel is’ (vgl. 1Sm 18:3). Boezemvrienden zijn zo nauw aan elkaar verbonden, dat het is alsof één ziel zich door middel van twee lichamen uit. Van een verleiding door iemand met wie de intiemste verhouding bestaat, hebben we een voorbeeld in de verleiding door Eva van Adam.

Als intieme banden in welke relatie ook ons brengen op een weg die van de Heer en het Woord afwijkt, moeten we daar radicaal mee breken. Daar is veel geestelijke kracht voor nodig. We kunnen goed weten hoe er in bepaalde situaties moet worden gehandeld in geval van tucht; maar als het om de eigen man of vrouw, zoon of dochter, broer of zus gaat, of om dierbare vrienden, kan er soms heel anders gehandeld worden.

De goden van dichtbij zijn die van de buurvolken zoals van Edom, Moab en Ammon. De goden van veraf zijn die van bijvoorbeeld Babel en Perzië. Mozes betrekt alle volken van de aarde in zijn waarschuwing, want alle volken van de aarde hebben hun goden. Dit laat de algemeenheid van de afgoderij zien. De meest algemene afgod zien we in de hemellichamen die boven de hele aarde te zien zijn.

Deze waarschuwing geldt vandaag net zo goed voor de gemeente. De oosterse godsdiensten laten hun invloed steeds meer gelden. Een grote vermenging vindt plaats. In de preek bij de begrafenis van koningin Juliana, op 30 maart 2004, verwees de remonstrantse voorgangster naar Johannes 14 (Jh 14:2). Ze zei: ‘Zij [koningin Juliana] was ervan overtuigd dat vele wegen leiden naar de ene God. Of, zoals Jezus dichterlijk sprak: het huis van mijn Vader heeft vele woningen.’

Op deze manier wordt op sluwe wijze het Woord van God vervalst. De predikante haalde een woord van de Heer Jezus aan om te bewijzen dat er in het Vaderhuis voor alle godsdiensten een plaats is. Deze heimelijke oproep tot afgoderij, waarbij een wangestalte van God wordt neergezet, is een kwaad dat in de gemeente van God geen plaats mag hebben.

Iemand die verzocht wordt, moet niet toegeven aan de verleiding. Hij moet zich er met afschuw en verontwaardiging van afwenden. De woorden “luister niet naar hem”, kunnen ook slaan op de vraag van de verleider om hem niet aan te geven als de verzochte persoon niet aan zijn verleiding toegeeft. Dan kan het geheim blijven en kan hij verdergaan met zijn verderfelijke werk bij anderen. Op die manier wordt hij, en daarmee het kwaad, beschermd. Maar Gods geboden moeten altijd over menselijke gevoelens regeren (Zc 13:3).

Bij steniging moet de eerste getuige van het kwaad als eerste de steen nemen om mee te gooien. Hiermee toont de getuige aan dat hij geen deel heeft aan de verleiding en tevens bekrachtigt hij zijn getuigenis aangaande de verleider. Hij kan niet iemand beschuldigen en de uitvoering van het oordeel aan anderen overlaten. Deze betrokkenheid zal iemand ervoor bewaren lichtvaardig een ander te beschuldigen. Daarna wordt het een zaak van het hele volk. Uitoefening van tucht is geen privéaangelegenheid. De steniging gebeurt ook niet met een paar stenen, maar gaat door tot de schuldige dood is.

Deze handeling is alleen te begrijpen als we ons enigszins kunnen inleven in wat de zonde betekent voor een heilig God. Als we de waarheid liefhebben boven alles, kunnen we ertoe komen deze banden buiten beschouwing te laten als Gods heiligheid in het geding is. Over de keus tussen de Heer Jezus en de familie, zegt de Heer Jezus: “Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waard” (Mt 10:37; Ex 32:25-29; Dt 33:9).

Oordeel over het kwaad is een voldoen aan Gods heiligheid. Ook gaat van oordeel over het kwaad een waarschuwende en vreeswekkende werking uit (Hd 5:10-11). Wie betrokken is bij de uitoefening van het oordeel, zal zich bewust zijn dat hetzelfde met hem of haar zal gebeuren als hij of zij een dergelijk kwaad begaat.

Copyright information for DutKingComments