Deuteronomy 15:20

Eerstgeborenen van het vee

Dit gedeelte is een overgangsgedeelte naar het volgende hoofdstuk. De eerstgeborenen van het vee moeten worden geheiligd en gegeten worden, jaar op jaar, voor het aangezicht van de HEERE. Ze zijn het voedsel voor de zonen van God, waarmee Deuteronomium 14 begint. Zonen zijn ook eerstgeborenen. Zij zijn losgekocht door een lam en voor God geheiligd (Ex 13:1-16).

De eerstgeborene spreekt van kracht (Ps 78:51; Ps 105:36). Daarin heeft God de Egyptenaren getroffen toen Hij hen sloeg. Als mensen zich op hun kracht beroemen, worden ze steeds aan de kant gezet. God kan met hen niets beginnen en moet hen zelfs oordelen. Eerstgeborenen die hebben geschuild achter het bloed van het Lam, heeft God niet alleen bevrijd van het oordeel, maar Hij wil hen voor Zichzelf bezitten (Ef 1:5). Bij God is het zo, dat iedere zoon het karakter heeft van een eerstgeboren zoon. Zo noemt Hij ook Israël (Ex 4:22).

De Heer Jezus is de Eerstgeborene onder vele broeders (Rm 8:29). Wij zijn zonen geworden door Hem (Hb 2:10-12). De hele gemeente bestaat uit eerstgeborenen (Hb 12:23). Daarmee lijken zij op Hem, zijn ze gelijkvormig aan Hem. De titel ‘Eerstgeborene’ wijst op een rangorde, een plaats boven anderen. Zijn unieke, met niets en niemand te vergelijken Persoon wordt uitgedrukt in een andere naam, de naam ‘Eniggeborene’.

De eerstgeborenen moeten worden genomen uit de runderen en de schapen. Deze dieren zijn een type van de Heer Jezus. In zijn algemeenheid zijn runderen en schapen het voedsel voor zonen, maar de eerstgeboren runderen en schapen zijn speciaal voedsel. Ze zijn geheiligd voor de HEERE. Dit aspect wordt er hier aan toegevoegd en wel in verbinding met de plaats die Hij uitgekozen heeft om daar te wonen.

In Numeri staat dat alleen de priesters dit mogen eten bij het heiligdom en nadat het is geofferd (Nm 18:17-18). Hier in Deuteronomium gaat het niet om priesters en niet om offeren; hier verwacht God dat het hele volk een priesterschap is en dat zij allen voor Gods aangezicht genieten van de zegen die Hij heeft gegeven.

We mogen eten van de zegeningen samen met anderen, maar we moeten nooit vergeten God erbij te betrekken. Hij wil Zijn deel van zonen die in het heiligdom gaan om Hem te eren. Als er sprake is van ’kinderen’, ligt de nadruk meer op de zorg en liefde die we van God ontvangen, op Wie God is voor ons. Als er sprake is van ’zonen’, ligt de nadruk meer op wat wij zijn voor God.

Eerstgeboren dieren waaraan een gebrek is, mogen niet naar Jeruzalem gebracht worden. Die mogen wel thuis gegeten worden. De normen voor het samenzijn van de gemeente – de plaats waar de Heer Jezus in het midden is – liggen anders dan thuis. Dat heeft te maken met andere verantwoordelijkheden. In de gemeente komen gelovigen als ‘verstandigen’ (1Ko 10:15) om de Heer te eren. Thuis hebben ook de kinderen hun inbreng in het eren van de Heer, zonder dat er, bijvoorbeeld vanwege de leeftijd, sprake is van inzicht of ‘verstand’ in de dingen van de Heer. De niveaus liggen anders. Zo kunnen in het gezin kinderliederen worden gezongen, wat voor gelovigen, wanneer ze als gemeente samenkomen, niet gepast is.

Copyright information for DutKingComments