Deuteronomy 18:9-14

Verbod op occulte praktijken

God stelt Zijn volk voor wat ze in het land aan gruwelen zullen ontmoeten. Hij waarschuwt hen zich daar op geen enkele manier mee in te laten of voor open te stellen. De gruwelen komen in verschillende vormen voor. We herkennen hier het occultisme dat vandaag velen in zijn ban heeft en steeds meerderen vallen daaraan ten prooi. Kinderen door het vuur laten gaan komt voor in de hekserij. Waarzeggerij is het met behulp van demonische krachten indringen in dingen die voor ons verborgen zijn om via die weg informatie op te doen (1Sm 28:7).

Zowel de waarzegger en andere beoefenaars van occulte praktijken als zij die zich met hen inlaten, zijn de HEERE een gruwel. Iemand kan alleen beïnvloed worden door al deze vormen van demonie als hij zich daarvoor bewust openstelt. Men maakt zijn geest leeg en geeft zich over aan passiviteit, waardoor de demon zijn werkterrein aangeboden krijgt en zijn verderfelijke werk kan doen.

Elke vorm van godsdienst waarbij we onze wil uitleveren behalve aan God, is demonisch. Dit effect kan ook optreden door een valse vorm van stille tijd, een soort mediteren, zonder bewust aan de Heer Jezus te denken. In de zogenaamde ‘stiltecentra’ krijgen demonen een uitstekend middel aangeboden om de geest van de mens te vullen met alles behalve God en Zijn Woord. De enige mogelijkheid om ons tegen demonische invloeden te verweren is te luisteren naar Gods Woord dat ons oproept actief en nuchter te zijn (1Pt 4:7).

God wenst dat Zijn volk “oprecht” of onberispelijk tegenover Hem staat (Dt 18:13). Dit komt overeen met het onderwijs van de brief aan de Efeziërs. Daarin lezen we dat God ons, gelovigen die tot de gemeente behoren, heeft uitverkoren opdat we “heilig en onberispelijk zouden zijn vóór Hem in [de] liefde” (Ef 1:4). Het is ondenkbaar dat Hij, Die de Zijnen tot een zo bijzondere positie heeft uitverkoren, kan toelaten dat zij zich voor verderfelijke invloeden openstellen.

Toch worden ook de gelovigen in Efeze, en over hun hoofden heen ook wij, daarvoor gewaarschuwd (Ef 4:17-19). Tegenover de wandel van de volken, waaraan zij niet mogen deelhebben, wordt gesteld wat hun geleerd is aangaande Christus (Ef 4:20-24). Vervolgens verbindt Paulus daaraan de praktische gevolgen die hun nieuwe positie met zich behoort mee te brengen, zowel in woord als in daad (Ef 4:25; 28).

Copyright information for DutKingComments