Deuteronomy 19:14

Grenzen niet verleggen

In dit vers gaat het niet om de zorg voor het eigen erfdeel, maar om dat van de naaste. Dat wil zeggen dat ieder het recht van de ander op zijn erfdeel erkent en respecteert. Ze moeten er onderling op toezien dat ieder zijn erfdeel ten volle kan genieten. Iemand als Achab heeft daar geen boodschap aan. Hij berooft Naboth van diens erfdeel (1Kn 21:1-15).

Iedere broeder en iedere zuster heeft zijn en haar eigen erfdeel. Dat is in de eerste plaats om zelf van te genieten in gemeenschap met God. Omdat het een erfdeel in het land is, wordt het genot gedeeld met anderen die daar ook een erfdeel hebben. Zo mogen wij allemaal van elkaar profiteren. Daarom is het van belang toe te zien dat de naaste niets van zijn erfdeel ontnomen wordt. Het is een verlies voor allen als iemands erfdeel kleiner wordt gemaakt. Als één lid verlies lijdt, lijden alle andere leden ook verlies: “En als één lid lijdt, lijden alle leden mee” (1Ko 12:26a).

Een geestelijke klasse bestaat niet in Gods Woord. De zegen van God komt maar niet door één kanaal tot ons. Het uitoefenen van de gaven is tot nut van allen. Daarvoor moet in de gemeente dan ook gelegenheid worden gegeven.

Het inperken van de grens van de naaste door het verzetten van zijn grenspalen is een groot kwaad (Hs 5:10; Dt 27:17; Jb 24:2; Sp 22:28; Sp 23:10). Het betekent een inperking van zijn leven in het land en daardoor een vermindering van de vreugde over zijn erfdeel. Wie zich daaraan schuldig maakt, doet zijn naaste onrecht. In geestelijke zin kan het gebeuren als we een medegelovige afhankelijk maken van onszelf en hem niet leren zelfstandig zijn leven met de Heer te leven. Dit kan gebeuren door de ander te manipuleren, hem te brengen tot een gedrag dat hij geen beslissing durft te nemen zonder onze toestemming.

Ook in praktische zin kunnen door God gestelde grenzen worden genegeerd. Met het oog op seksualiteit en huwelijk is het van belang de door God bepaalde grenzen in acht te nemen. In 1 Thessalonicenzen 4 worden die grenzen gegeven: “Want dit is [de] wil van God: uw heiliging, dat u zich onthoudt van de hoererij; dat ieder van u zijn eigen vat weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid (niet in begerige hartstocht, zoals de volken die God niet kennen) [en] dat men zijn broeder geen onrecht aandoet en hem bedriegt in die zaak; want [de] Heer is een wreker van dit alles, zoals wij u ook vroeger gezegd en ernstig betuigd hebben. Want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar in heiliging. Daarom, wie dit veracht, veracht niet een mens, maar God, Die u Zijn Heilige Geest heeft gegeven” (1Th 4:3-8).

Hier wordt duidelijk gesteld dat het eigen lichaam niet voor hoererij bedoeld is, maar voor de Heer (1Ko 6:13b). Even duidelijk wordt gesteld dat iemand geen recht heeft op de vrouw van zijn medebroeder. De christelijke gemeenschap handhaaft die grens volledig. De grens van geslachtsgemeenschap ligt rondom het huwelijk van die ene man met die ene vrouw. Daar inbreuk op plegen is het begaan van groot onrecht tegenover zijn broeder dat de Heer niet ongestraft zal laten.

Copyright information for DutKingComments