‏ Deuteronomy 23:1

Inleiding

De geest van alle voorschriften die hier en in het vorige hoofdstuk worden gegeven, is leerzaam. God verwaardigt Zich van al die dingen kennis te nemen. Tevens leert Hij Zijn volk zaken als fijngevoeligheid, fatsoen, respect voor anderen en teerheid. Het zijn gevoelens die de ruwheid weren en de hardheid uit de harten verdrijven.

De ontmande en de bastaard

We zien in de Dt 23:1-14 twee benamingen voor het volk van God:

1. de gemeente van de HEERE (Dt 23:1-8, zes keer) en

2. het kamp (Dt 23:9-14, zes keer).

De “gemeente van de HEERE” ziet op de samenkomsten van Gods volk; het “kamp” heeft betrekking op het voeren van strijd en het daartoe in staat zijn. Beide staan ze in verband met Gods aanwezigheid te midden van Zijn volk. Het gaat om de gemeente van God, niet van ons. Als we dat goed begrijpen, zal dat ons ervoor bewaren onszelf te zoeken. We zullen dan ook waken voor de heiligheid van die plaats.

“Niet in de gemeente van de HEERE komen” lijkt te slaan op de samenkomsten van Gods volk om Hem te eren. Vier categorieën worden buitengesloten van deelname aan de godsdienstige bijeenkomsten van Israël. Deze uitsluiting moet elk lid van het volk ervan weerhouden een verbinding met een van de genoemde personen aan te gaan.

Bij een ontmande is van buitenaf ingegrepen in de door God geschapen natuur van de voortplanting van het leven. Dit zijn zij over wie de Heer Jezus het heeft als Hij spreekt over “die door de mensen zijn gesneden” (Mt 19:12). Een dergelijke handeling is in strijd met het karakter van Gods volk. Daarom mag zo iemand niet als een lid van Gods volk worden opgenomen.

[NB Dit verbod geeft ook te denken als het gaat over moderne middelen en technieken om het verwekken van kinderen te voorkomen, zonder dat er een medische noodzaak aanwezig is.]

De kamerling is een voorbeeld van de genade die boven de wet uitgaat (Hd 8:26-39). Het woord ‘kamerling’ (Hd 8:27) is letterlijk ‘een eunuch’, dat is een gecastreerde of ontmande. Toch wordt hij ingevoerd in de zegen van God. De genade geeft die weg omdat genade in het werk van Christus de vorige staat tenietdoet (vgl. Js 56:3-5).

De heiligheid van God schakelt nooit de genade van God uit waardoor hindernissen kunnen worden weggenomen. Zonder dat het gebod ontkracht wordt, kunnen mensen worden ingebracht in de gemeente van God. Genade doet nooit Gods heiligheid teniet, maar handhaaft die volkomen. Genade ontsluit een weg waarbij voldaan is aan Gods heiligheid. Die weg is door de Heer Jezus aan het kruis geopend.

De ontmande kan ook gezien worden als iemand die wel met de lippen belijdt een christen te zijn, terwijl het niet uit zijn leven blijkt. Er kan geen vrucht zijn bij ‘een ontmande’. Hij heeft geen verbinding met de wijnstok (Jh 15:4). Het is vaak moeilijk te constateren of iemand een ‘ontmande’ is.

Een bastaard is iemand die in bloedschande of in overspel is verwekt. [Het woord komt in het Oude Testament alleen nog in Zacharia 9 voor, “de bastaard zal in Asdod wonen” (Zc 9:6).] De tijdsperiode “de tiende generatie” betekent niet dat de elfde generatie er wel deel van mag uitmaken. Deze uitdrukking moet begrepen worden als een altijddurende zaak. Zo zegt de Heer Jezus dat vergeving tot wel “zeventig maal zeven” maal moet plaatsvinden (Mt 18:22). Dat is ook in de zin van altijd.

In geestelijke zin zijn bastaarden mensen die geen deel hebben aan de tucht van God, omdat God hen niet als zonen kent (Hb 12:8). Zij lijken bij Gods volk te horen, maar dat is alleen voor het oog. Innerlijk is er geen leven uit God.

Copyright information for DutKingComments