Deuteronomy 23:15-16

Barmhartigheid jegens gevluchte slaaf

Het betreft hier een slaaf uit een vreemd land, niet een volksgenoot. Het land van God is voor zulke personen een toevluchtsoord. David handelt zo met de Egyptische jongen die hem in handen is gevallen. De jongen over wie David zich ontfermt, is de slaaf van een Amalekitische man (1Sm 30:11-15).

De gemeente behoort een plaats van warme ontvangst, veiligheid en bewegingsvrijheid te zijn voor mensen die van hun harde meester zijn weggevlucht. De Israëlieten weten uit ervaring wat de dienst onder een harde meester betekent en wat het betekent om daarvan bevrijd te zijn.

Het mag geen vlucht zijn om een gerechtvaardigde straf te ontlopen. Paulus stuurt Onésimus wel terug (Fm 1:10-12) en de Engel van de HEERE gebiedt Hagar terug te gaan naar Sara (Gn 16:9). De redenen daarvoor zijn verschillend. In elk geval worden zij niet teruggezonden naar onbarmhartige meesters.

Copyright information for DutKingComments