‏ Deuteronomy 25:7

De zwagerplicht

In deze verzen wordt een regeling getroffen ter bescherming van het erfdeel, opdat het niet in andere handen zal vallen. Het beschrijft de situatie van twee broers die op hetzelfde erfdeel wonen en van wie de een getrouwd en de ander nog ongetrouwd is. Als de getrouwde broer sterft zonder een nakomeling, moet de broer de weduwe tot vrouw nemen. Dit wordt de “zwagerplicht” (Dt 25:5; 7) genoemd. De zoon die dan verwekt wordt, wordt toegerekend aan de eerste man en is diens erfgenaam. Dit gebruik, dat nu als wet wordt vastgelegd, is al langer bekend (Gn 38:8).

Bij het huwelijk van Boaz met Ruth gaat het om een verder verwijderd familielid, want er is geen broer (Ru 4:1-8). Ook is daar het land al in andere handen overgegaan. Boaz moet zowel de losser worden als de zwagerplicht vervullen. God heeft deze bestaande, ongeschreven wet nu vastgelegd en tevens op menselijk niveau gebracht. Daardoor kan de broer zich aan het zwagerhuwelijk onttrekken. Dat kan hij doen omdat hij het gewoon niet wil of omdat hij zijn eigen belangen daarmee op het spel zet.

De schoen uittrekken is een symbolische aanduiding. Ergens de schoen op zetten spreekt van het in bezit nemen, het zich toe-eigenen en eigen maken (Jz 1:3; Ps 60:10; Ps 108:10). Het uittrekken van de schoen spreekt van het tegengestelde en wil zeggen ergens afstand van doen. Dat doet de man in het geval van Ruth (Ru 4:7). Hij doet dat omdat hij door een huwelijk met Ruth zijn eigen erfdeel te gronde richt. Hij denkt meer aan zijn eigen belang. Hij doet dan afstand van de vrouw en het land. Hier trekt de vrouw hem de schoen van zijn voeten. Dat wordt een scheldnaam voor de man.

In Ruth is een losser die nader is dan Boaz. Deze eerste losser is een type van de wet. De wet is als eerste verplichting aan de mens gegeven om via die weg leven te ontvangen. De wet stelt: Doe dit en u zult leven (Lv 18:5). Deze eerste losser kan echter niet lossen. Mensen die de wet handhaven, zijn als dieven en rovers. De farizeeën en schriftgeleerden denken alleen aan hun eigen belang en niet aan het volk. Zij leggen zware lasten op.

Dan komt de Losser Die het kan en doet, dat is de Heer Jezus. Hij cijfert Zichzelf weg. Hij is niet bevreesd Zijn eigen erfdeel kwijt te raken. Hij wil uitgeroeid worden, “maar het zal niet voor Hemzelf zijn”, of, zoals het ook vertaald kan worden: “Hij zal niets hebben” (Dn 9:26b). De Heer Jezus is de ware Boaz. Boaz betekent ‘in hem is kracht’. Ruth is een beeld van het overblijfsel van Israël en Naomi van het Israël dat alles kwijt is. Hoe treffend laat Ruth, die een Moabitische is, de rechteloosheid van het overblijfsel zien en dat alles wat wordt verkregen alleen op de grondslag van genade is.

De betekenis voor ons is wat wij moeten doen voor de ander. Het laat zien dat wij onszelf moeten wegcijferen voor de ander. Zijn wij bereid voor de belangen van de broeder op te komen, of lijken wij op de eerste losser? Het kost misschien wel wat aan tijd of inspanning, maar hoe belangrijk is het dat de ander zijn erfdeel behoudt?

De sadduceeën verwijzen in een van hun twistgesprekken met de Heer Jezus naar de zwagerplicht om de ongeloofwaardigheid van de opstanding te ‘bewijzen’ (Mt 22:23-33). De sadduceeën zijn de vrijzinnigen van die tijd. Zij geloven alleen in wat ze kunnen beredeneren. Daarom geloven ze niet in de opstanding en ook niet in engelen en geesten (Hd 23:8). Ze stellen de Heer het door hen verzonnen geval voor van zeven broers die achtereenvolgens met dezelfde vrouw trouwen. Ze lichten vanuit hun verdorven denken toe hoe in hun verzonnen voorbeeld de situatie zich ontwikkelt.

Toch laat de Heer hen uitpraten en doet moeite om hun verduisterde verstand te verlichten. Hij wijst op de Schriftplaats die spreekt over God als de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob (Ex 3:6; 15-16). De Heer haalt deze Schriftplaats aan om aan te tonen dat in de dagen van Mozes de aartsvaders in een andere wereld leven, hoewel ze dan nog niet opgewekt zijn uit de doden. Het feit dat hun geesten daar zijn, staat er garant voor dat ze aan het einde met opgewekte lichamen aan de vervulling van de beloften deel zullen hebben.

Als God dit tegen Mozes zegt, zijn Abraham, Izak en Jakob allang overleden. Maar God heeft hun Zijn beloften gedaan. Zal Hij die dan niet meer kunnen waarmaken? Zeker zal Hij die waarmaken en wel in de opstanding. Hoe heel anders is het geloof van Abraham dan dat van de sadduceeën. Hij heeft geloofd dat God machtig is zelfs doden op te wekken (Hb 11:18).

Copyright information for DutKingComments