Deuteronomy 28:15-44

Wanneer zegen verandert in vloek

De verzen die nu volgen, vormen een groot contrast met de voorgaande verzen. Het is een aangrijpend gedeelte vol waarschuwingen. Het zijn voorzeggingen die letterlijk zijn vervuld.

De uitleg van de Schrift is drievoudig: letterlijk in de geschiedenis, profetisch in de toekomst en de geestelijke of praktische toepassing voor ons nu. Het is niet alleen voor Israël een ernstig gedeelte, maar ook voor ons. Ook dit gedeelte is tot onze lering geschreven. In Romeinen 11 horen we eenzelfde waarschuwing en voorzegging voor de christenheid (Rm 11:16-24). De christenheid heeft hetzelfde ondergaan. De vraag is: Wat doen wij met de les die dit gedeelte bevat?

In de Dt 28:16-19 wordt alles waarin het volk in de Dt 28:3-6 zal worden gezegend bij gehoorzaamheid, veranderd in een vloek bij ongehoorzaamheid. De vloek loopt parallel met de zegen. De vloek treft hen in de zegen. Dit is een indringende voorstelling van zaken. In geestelijk opzicht zien we dat bij ontrouw de zegeningen verdwijnen – dat wil zeggen het zicht daarop en het genot ervan – en dat in plaats daarvan dwaalleringen binnenkomen die het geloofsleven op alle manieren verwoesten.

Vloek van ziekte, droogte en vlucht

De plagen die in deze en de volgende verzen worden genoemd, komen niet allemaal in één keer over het volk. Elke keer dat het volk verder wegzinkt in ongehoorzaamheid, zal God andere plagen zenden om het volk tot Zich te doen terugkeren. Het verlaten van de HEERE veroorzaakt slechte daden en noodzaakt God de vloek over hen te brengen, totdat het volk verdelgd en te gronde zal zijn gegaan.

De eerste plaag die wordt genoemd is de dodelijke pest. Het resultaat is dat ze weggevaagd worden uit het land. Daaraan vooraf zal de HEERE hen slaan met zeven ziekten, waardoor ze vervolgd en te gronde gericht zullen worden. De dreiging is vreselijk, de waarschuwing indringend. God zal hun niet alleen het goede ontnemen, maar Hij, de HEERE, zal Zelf ook het kwade over hen doen komen (Dt 28:21-22).

Ziekten en plagen die uitbreken betekenen voor ons het uitbreken van zonde, valse leringen die gebracht worden, het verkeerde dat binnensluipt. Er is ook het verlies van het goede. Het genot van de zegen wordt hun ontnomen, tot God hun het land zelf ontneemt. Ze zullen dan verstoken zijn van de vruchten van het land; ze zullen er geen weet meer van hebben. Voor ons betekent het dat wij het zicht op het hemelse christendom kwijtraken evenals de plaats waar de Heer Jezus te midden van Zijn volk woont en met hen samenkomt.

In plaats van verkwikkende regen die vrucht verwekt, zal de HEERE “stuifzand en stof” laten regenen. Ongehoorzaamheid wordt beantwoord met droogte waarin geen leven aanwezig is en zelfs de belofte van leven ontbreekt. Elke hoop erop is weg.

Andere heren zullen over hen heersen. Wie belijden Gods volk te zijn, zullen geregeerd worden door het vlees en het eigen denken. Ze zullen ervaren: “Als u naar [het] vlees leeft, zult u sterven” (Rm 8:13a). Er wordt niet meer gevraagd naar wat God belangrijk vindt, maar er wordt gedaan naar wat de eigen genoegens bevredigt. De lijken, de dode lichamen, de lichamen zonder geest, zijn een prooi voor het gevogelte van de hemel en de wilde dieren, dat wil zeggen van demonische machten.

Kwellingen en berovingen

De eerste bundel plagen is geëindigd met de dood (Dt 28:26). In deze verzen stelt Mozes een tweede bundel plagen voor die de HEERE over hen zal brengen. Hij spreekt over huidziekten die in Egypte thuishoren. Vervolgens noemt hij geestelijke ziekten. Ze zullen krankzinnig worden. Elk gevoel van oriëntatie zal verdwenen zijn. Ze zullen niet weten waar ze zich bevinden en waar ze heen moeten. Hun intiemste verwanten en hun bezittingen zullen hun ontnomen worden. Ze zullen het voor hun ogen zien gebeuren, maar totaal onmachtig zijn er iets tegen te kunnen doen.

Verlamming en wegvoering

De ziekten van Dt 28:27 doen in Dt 28:35 hun slopend werk “aan de knieën en aan de benen”. Gaan en staan worden hun onmogelijk gemaakt, terwijl er geen enkel zicht is op verbetering. Integendeel, de ziekte tast hun hele lichaam aan. Zelf kunnen ze niets, maar ook hun koning, op wie ze hun hoop hebben gevestigd, kan niets voor hen doen (2Kn 6:24-27). Ten slotte worden ze verstoten, weg uit het beloofde land en worden ze gebracht naar een vreemd land. Daar zullen ze andere goden dienen. Ook in het land van hun gevangenschap zullen ze geen rust hebben. Ze zullen een voorwerp van spot zijn (1Kn 9:7; Jr 24:9).

Deze bundel plagen zien we zich ook in de christenheid aftekenen. Afwijking van de Heer, van het Woord van God, zal leiden tot waanzin. De onzinnigste oplossingen worden aangedragen om uit een situatie te geraken waarin Gods volk door eigen ontrouw is terechtgekomen. Afwijking van Gods Woord brengt haat in de meest intieme betrekkingen. Verhoudingen in gezinnen en families gaan stuk. Het gebeurt voor hun ogen, maar ze zijn niet in staat het tij te keren. Vervolgens worden andere goden gediend. In plaats van terug te keren naar God en Zijn Woord neemt men de toevlucht tot het paranormale, waardoor ze een bespotting voor de wereld worden.

Vloek over de oogsten

De eerste bundel plagen eindigt met de dood (Dt 28:26), de tweede met de wegvoering (Dt 28:36). In Dt 28:38 begint Mozes opnieuw met een volk dat zich bevindt in het land te midden van de zegeningen die het bezit. De vloek zal vallen op elk werk dat ze ondernemen om van de zegen van het land – koren, wijn en olie – te genieten (Hg 1:9-11). God gebruikt daarvoor onder andere “de worm” en “de sprinkhaan”. Alles waarvan ze enig resultaat verwachten, zal hen vreselijk teleurstellen.

Zelfs de gedachte dat dan misschien hun nakomelingen van hun arbeid zullen kunnen genieten, wordt hun niet gegund. Hun kinderen zullen worden weggevoerd. Israël zal steeds armer worden, steeds verder wegzinken. De vreemdeling krijgt daardoor de kans zich boven Israël te verheffen. Israël zal van de gunst van de vreemdeling afhankelijk worden. Hierdoor zal het tegendeel van de Dt 28:12-13 gebeuren.

Afwijking van God en Zijn Woord levert nooit op wat ervan wordt verwacht. Integendeel, God heeft middelen die ervoor zorgen dat de verwachte opbrengst verloren gaat. Ondanks alle inspanning die geleverd wordt, zal die niet genoten worden.

Over Wie de Heer Jezus – van Wie het zaad van de akker een beeld is (Jh 12:24) – naar Gods gedachten is, wordt niets gehoord als Gods Woord wordt vervangen door een woord van mensen. Echte vreugde – waarvan de wijn spreekt (Ri 9:13) – wordt niet genoten als alleen aards plezier wordt gezocht. Het werk van de Heilige Geest – Die in de olie wordt voorgesteld (1Jh 2:20) – vindt niet plaats als van vleselijke middelen gebruik wordt gemaakt om Gods zegen te krijgen.

De nakomelingen, die we kunnen toepassen op de geestelijke voortbrengselen, zullen geen lang leven in het land van God beschoren zijn. De geestelijke producten van eigen inspanning zullen in de wereld terechtkomen, want daar horen ze thuis.

Copyright information for DutKingComments