Deuteronomy 29:23

Hoe het volk alles kan verliezen

In deze verzen wordt voorgesteld hoe we alles weer kunnen verliezen. In Dt 29:18 worden de gevaren daartoe samengevat. In de eerste plaats verliezen we onze zegeningen als we weer oog krijgen voor de dingen die buiten Gods volk gevonden worden in de wereld. In de tweede plaats verliezen we onze zegeningen, niet door wat van buiten komt, maar door wat van binnen in ons kan zitten, een wortel van bitterheid.

Verval komt door wat van buiten naar binnen komt en door wat vanuit onszelf naar buiten komt. Als we oog krijgen voor de dingen van de wereld en daardoor worden aangetrokken, zal dat zijn innerlijke uitwerking niet missen. Als gelovigen tegen elkaar verbitterd raken, is dat vaak omdat de wereld ingang heeft gekregen in het denken (Hb 12:15).

Gif of gal (Dt 29:18) is de naam van een intens bittere plant. Alsem is waarschijnlijk het zeer bittere aftreksel van die plant. Het wordt in de Bijbel vaker gebruikt als een aanduiding voor bitterheid (Jr 9:15; Jr 23:15; Kl 3:15; 19; Am 5:7; Am 6:12; Op 8:10-11). Dit gif (of gal) werkte als een soort opium. Daarom is het wel gebruikt voor het bedwelmen of verdoven van hen die werden terechtgesteld (Mt 27:34).

Als de bedwelming van bitterheid aanwezig is, komen er afvallige gedachten. Dat brengt mensen ertoe te praten over vrede (vgl. Jr 23:17), terwijl er geen vrede is, maar integendeel het verderf voor de deur staat: “Wanneer zij zullen zeggen: Vrede en veiligheid, dan zal een plotseling verderf over hen komen zoals de barensnood over een zwangere, en zij zullen geenszins ontkomen” (1Th 5:3). De Heer zal zulke verkondigers van vrede niet vergeven en niet sparen.

Het gaat in de Dt 29:19-21 om een enkeling. De verantwoordelijkheid van de enkeling komt naar voren. Omdat het volk ontrouw is en het kwaad niet uit het midden wegdoet, zal de HEERE Zelf deze enkeling voor Zijn rekening nemen. Maar dan zien we hoe de toespraak van Mozes van de enkeling die moet worden weggedaan, overgaat naar een heel volk dat wordt weggedreven.

God delgt het volk niet uit, maar ‘werpt hen weg’ (Dt 29:28). In de geschiedenis van het volk wordt dit helaas werkelijkheid. De tien stammen worden door de Assyriërs weggevoerd. De twee stammen worden naar Babel weggevoerd. Hierdoor ervaart het volk de realiteit van het verlies van de zegeningen. God zorgt ervoor dat zij niets meer kunnen genieten van Zijn land en Zijn woonplaats.

In een toepassing op ons kunnen we zeggen dat Hij van de gelovigen die ontrouw zijn, de kennis wegneemt van de ware plaats van de gelovige in de hemelse gewesten en van de plaats waar de Heer de Zijnen om Zich vergadert. Dit zijn de twee hoofdonderwerpen in dit boek.

Copyright information for DutKingComments