Deuteronomy 34:1

Inleiding

Dit hoofdstuk informeert ons over de laatste gang, de laatste blikken, de dood en de begrafenis van Mozes. We lezen over de rouw van Israëls over hem en de tijd daarvan, over zijn opvolger Jozua en over het onvergelijkbare karakter van Mozes.

Mozes’ leven bestaat uit drie perioden van veertig jaar:

1. veertig jaar aan het hof van de farao;

2. veertig jaar in de woestijn bij de schapen van Jethro in de school van God;

3. veertig jaar in de woestijn met het volk van God.

Dan komt het moment dat hij tot stof zal terugkeren, naar zijn eigen woord in Psalm 90: “U doet de sterveling terugkeren tot stof en zegt: Keer terug, mensenkinderen” (Ps 90:3). God Zelf regelt zijn begrafenis.

Mozes ziet het land

Nadat Mozes het volk heeft gezegend, beklimt hij naar het bevel van God de berg Nebo (Dt 32:49). Het volk zal hem beslist zolang mogelijk hebben nagekeken. Zonder enige hulp beklimt Mozes de berg. Hij is niet aan het einde van zijn krachten, hij is het leven niet moe. Toch rust hij in de beslissing van de HEERE dat zijn taak is afgelopen. Er is geen enkele vrees voor de dood bij hem waar te nemen. Hij beklimt de berg niet om te sterven, maar om bij God te zijn.

Op de berg laat de HEERE hem, zoals Hij heeft beloofd, het beloofde land in zijn hele uitgestrektheid zien. Mozes heeft het volk gezien in het bezit van het land. Het land wordt genoemd naar de namen van de stammen, zoals elk het eigen erfdeel zal bezitten. Hij heeft een oog gekregen dat verder ziet dan natuurlijke ogen kunnen kijken. De HEERE heeft het hem op een bovennatuurlijke wijze in één ogenblik laten zien.

Mozes heeft niet alleen het land gezien, maar ook de uiteindelijke zegen van het volk. Gods regering is dat hij daarheen niet zal overgaan; Gods genade is dat hij het heeft gezien zoals geen ander het heeft gezien. Hij heeft het onder Gods leiding in al zijn onderdelen gezien.

Mozes wordt zeven keer op een berg gevonden:

1. als voorbidder (Ex 17:8-16);

2. als hij de wet en een beschrijving van de tabernakel ontvangt (Ex 24:12-18);

3. om te pleiten voor het volk na hun zonde met het gouden kalf (Ex 32:30-32);

4. om de tweede stenen tafelen te ontvangen (Ex 34:4);

5. op de berg Hor, om het priesterschap van Aäron te doen overgaan op Eleazar (Nm 20:23-28);

6. op de Nebo, waar hij het land ziet (Dt 34:1);

7. op de berg der verheerlijking, samen met Elia, met de Heer Jezus (Mt 17:1-8).

Hij heeft de hele geschiedenis van het falen van Gods volk beschreven. Hier op de berg ziet hij het volk naar Gods gedachten. Zo is het de apostel Johannes ook vergaan. Johannes beschrijft het falen van de gemeente als belijdende christenheid in Openbaring 2-3 en de uiteindelijke afval ervan in Openbaring 17-18. Maar dan mag hij op de berg de gemeente zien naar Gods gedachten (Op 21:9-10). Mozes ziet de aardse zijde van het rijk; Johannes ziet de hemelse zijde ervan, het hemelse volk van God.

Copyright information for DutKingComments