Deuteronomy 5:9

Het eerste en het tweede gebod

Voor Zijn volk is Hij de exclusieve, enige God. Het betekent dat alle gebieden van het leven onder Zijn gezag staan. Wij kennen God als Degene Die Zich geopenbaard heeft in de Heer Jezus. Daardoor kennen we Hem op zoveel heerlijker wijze dan Israël Hem kent. Wie Hem liefheeft, zal Zijn geboden bewaren en Hem aanbidden. Dan is er geen ruimte voor andere goden. God ziet echter het gevaar dat het hart van Zijn volk altijd geneigd is van Hem af te wijken.

Voor ons is dat gevaar niet anders. Johannes spreekt in zijn eerste brief over de zegen van het eeuwige leven in de gelovige. Hij besluit zijn brief met de waarschuwing: “Kinderen, wacht u voor de afgoden” (1Jh 5:21). Alles wat zich tussen ons en God in wringt om ons te verleiden daaraan enige eer te geven, is afgoderij. Zodra we toegeven aan die verleiding, verspelen we het genot van de zegen van het eeuwige leven, dat is Christus Zelf: “En wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons [het] verstand gegeven heeft, opdat wij de Waarachtige kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven” (1Jh 5:20).

God is een geest en kan niet door iets afgebeeld worden. Elke afbeelding kan slechts een karikatuur zijn van Hem Die niet door mensenhanden af te beelden is. Dan zou God in de hand van de mens zijn, die iets uit de schepping neemt en naar zijn eigen fantasie daar een vorm aan geeft. Wie Hem door het geloof als Vader kennen, mogen Hem aanbidden in geest en waarheid. Naar zulke mensen zoekt de Vader (Jh 4:23-24).

Het enige beeld dat wij van God hebben, is de Heer Jezus (Ko 1:15). Hij kan zeggen: ”Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien” (Jh 14:9). Buiten de Heer Jezus om is niets van God te kennen of is een lasterlijke weergave van Hem. Elke opvatting van God naar eigen gedachten is een gesneden beeld.

God deelt Zijn eer niet met iets of iemand anders. Wie toch iets van Hem zichtbaar wil maken, zal de ongerechtigheid daarvan dragen, zelfs tot in het vierde geslacht, dat met het overnemen van de afgoderij ook de toorn van God zal ondergaan. Daartegenover merken we Gods barmhartigheid in de levens van hen die Hem liefhebben en Hem eren en dienen als de enige God. In zijn uitwerking draagt het liefhebben van God veel verder, “aan duizenden”, dan het haten van Hem, “aan het derde en aan vierde [geslacht]”. De liefde overtreft verre de haat.

Copyright information for DutKingComments