Deuteronomy 7:7

Uitverkoren uit liefde

Wij zijn een heilig volk om een volk ten eigendom te zijn: “U echter bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilige natie, een volk tot een eigendom, opdat u de deugden verkondigt van Hem Die u uit [de] duisternis heeft geroepen tot Zijn wonderbaar licht” (1Pt 2:9; Tt 2:14). God wil een volk voor Zichzelf. De erfenis is voor ons, maar wij zijn voor God. God heeft ons bestemd “tot [het] zoonschap voor Zichzelf”, “naar het welbehagen van Zijn wil” (Ef 1:5). Hetzelfde welbehagen dat Hij heeft in Zijn Zoon, heeft Hij uitgestrekt naar ons. Dan behoren wij een heilig volk te zijn dat geen compromissen wil en alles uitdrijft wat niet bij Hem hoort.

Heel Deuteronomium 7 laat zien hoezeer het hart van God uitgaat naar Zijn volk. God heeft het volk niet uitverkoren vanwege de aantrekkelijkheid ervan. Er is niets in onszelf waarom God ons tot zonen heeft gemaakt en de erfenis wil schenken. Het is een liefde die haar bron en motivering volledig vindt in God Zelf: “God bevestigt Zijn liefde tot ons [hierin], dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren” (Rm 5:8). Als wij aan onszelf denken, is het dan niet een groot wonder dat Hij ons heeft uitverkoren? Hij is daarvoor de aanbidding waard tot in alle eeuwigheid.

Zonen van God en het zijn onder de wet horen niet bij elkaar. Zonen staan niet onder de wet. Elk handelen van God met Zijn zonen is uit liefde en omdat Hij ernaar verlangt gemeenschap met hen te hebben. Dat sluit alle zonde buiten. Voor alles wat wij wegdoen, krijgen wij een grotere zegen van Hem terug.

Aan de uitverkiezing, die haar oorsprong uitsluitend in Hemzelf heeft, heeft Hij ook een eed, een belofte verbonden. Voor Israël staat die eed in verbinding met de aartsvaders en uiteindelijk natuurlijk met de Zoon. Voor ons staat die belofte in directe verbinding met de Zoon.

God blijft altijd trouw aan wat Hij heeft gezegd. Hem staan ook alle middelen ter beschikking om te doen wat Hij heeft gezegd. Als Zijn volk in slavernij is, verlost Hij het. De verlossing is een bewijs van Zijn trouw aan Zijn Woord. Zijn trouw gaat door “tot in duizend generaties”. Hij is ook trouw, onveranderlijk, aan Zijn oordeelsaanzeggingen. God is liefde, en God is ook licht (1Jh 4:8; 16; 1Jh 1:5). Zijn natuur, Zijn wezen kan Hij niet verloochenen. Hij blijft altijd trouw aan Zichzelf (2Tm 2:13).

Voor Hem is het volk niet een massa, maar enkelingen die samen een volk vormen. Ieder persoonlijk stelt Hij verantwoordelijk voor de begane daden. Hij vergeldt aan ieder persoonlijk, zonder uitstel. Het vonnis dat Hij velt, is volmaakt rechtvaardig en direct uitvoerbaar. Hoger beroep is niet mogelijk en ook niet nodig. Een jarenlang slepend proces is ondenkbaar bij Zijn rechtsuitoefening.

Alles wat in het voorgaande gedeelte is gezegd, is een grote aansporing om naar de oproep van Mozes – voor ons: de Heer Jezus – in Dt 7:11 te luisteren. Er is gesproken over hun uitverkiezing door de HEERE, de liefde van de HEERE, Zijn eed, de verlossing uit Egypte, Zijn verbond met hen, Zijn trouw en goedertierenheid tegenover hen, Zijn vergelding van wie Hem haten.

1. ”Geboden” zijn voorschriften waarin God duidelijk omschreven handelingen gebiedt of verbiedt.

2. “Verordeningen” zijn richtlijnen waarbinnen gehandeld moet worden om Hem te dienen.

3. “Bepalingen” bepalen het volk bij het recht dat God op hen heeft. Dit betreft hun dagelijkse leven, de burgerlijke zaken, en hun onderlinge omgang als leden van Gods volk.

Copyright information for DutKingComments