Ecclesiastes 10:1

Kenmerken van de dwaas

De overeenkomst tussen Pr 10:1 en het tweede deel van het laatste vers van het vorige hoofdstuk (Pr 9:18b) is duidelijk. Pr 10:1 zegt dat zoals “een dode vlieg” een voorraad met zorg samengestelde “zalf” bederft, zo veroorzaakt “een kleine dwaasheid” zoveel onheil, dat alle “kostbare wijsheid en eer” daar machteloos tegenover staan. De betekenis is dat er maar een kleinigheid voor nodig is om een grote hoeveelheid waardevolle goederen onbruikbaar te maken of zelfs te verwoesten. Het gebeurt wel dat een mens zomaar toegeeft aan een dwaze impuls met als gevolg dat er veel en langdurig goed werk teniet wordt gedaan.

We herkennen dit in het dagelijks leven, in de maatschappij, in de politiek, in de sportwereld en ook in de gemeente. Tijdens de Olympische Spelen in Brazilië in 2016 werd een turner naar huis gestuurd omdat hij tegen de regels in een nachtje ging stappen. Weg jarenlange training en medaillekans. Een bekwame kapitein of piloot kan door een onbedachtzaamheid zijn hele opgebouwde roem verspelen en daarbij tevens zijn boot of vliegtuig met inbegrip van de passagiers. We zien het ook in de Bijbel. Ezau verkoopt in een ogenblik van begeerte voor één gerecht zijn eerstgeboorterecht met alle daarbij behorende zegeningen (Gn 25:31-34). Mozes verspeelt door één driftige daad zijn ingaan in het land (Nm 20:12).

Wijsheid en dwaasheid worden in Pr 10:2 verbonden met het hart. Het hart is de bron van waaruit wijsheid of dwaasheid voortkomen. Wijsheid en dwaasheid worden in hun ontstaan getoond: ze zitten vanbinnen, in het innerlijk van de mens en komen tot uiting in zijn daden, waarvan de hand spreekt. “Rechterhand” heeft een gunstige en “linkerhand” een ongunstige betekenis. De rechterhand spreekt van kracht, van verhogen en eer geven (Ps 110:1; 5). De linkerhand spreekt van wat verborgen, onheilspellend en onguur is.

Wie wijs is, zal op zijn hart letten en dat behoeden boven al wat te bewaren is (Sp 4:23). Zijn hart gaat uit naar eerbare dingen, dingen die verheven zijn boven een platvloerse, zondige manier van leven. Het gaat uit naar de dingen van God, van Wie hij ook de kracht krijgt om te doen wat eerbaar is. De dwaas leeft een leven zonder God. Zijn hart gaat uit naar het bevredigen van zondige begeerten. Hij probeert met verborgen, ongure middelen zijn doel te bereiken, zonder ook maar enigszins aan anderen te denken.

In het politieke spraakgebruik wordt de term ‘rechts’ gebruikt om ‘conservatief’ en ‘links’ om ‘progressief’ mee aan te duiden. In de Bijbel zijn die begrippen daar niet mee verbonden. ‘Rechts’ heeft te maken met wat door de Heer wordt geroemd. ‘Links’ staat voor een leven zonder God, een leven voor zichzelf, materialistisch en egoïstisch. We zien dat in het oordeel van de Heer Jezus over de schapen en de bokken (Mt 25:31-46).

Het kan gebeuren dat “de dwaas op de weg loopt”, dat wil zeggen dat hij netjes volgens de regels leeft, zonder zich te misdragen (Pr 10:3). Maar hoe keurig hij zich ook gedraagt, toch “ontbreekt zijn verstand”. Dat blijkt uit wat hij zegt. Hij laat er door alles wat hij uitkraamt geen misverstand over bestaan dat hij een dwaas is.

We kunnen dit toepassen op iemand die netjes volgens christelijke regels leeft, maar voor wie het christen-zijn slechts een holle zaak is. Hij noemt zich ‘christen’ vanwege het voordeel dat het hem oplevert. Bij al zijn bezigheden ontbreekt hem echter zijn verstand. Hij heeft geen werkelijk inzicht in de dingen van God.

Copyright information for DutKingComments