Ecclesiastes 12:10

De kracht van het Woord van God

Verval, achteruitgang en dood brengen de Prediker terug naar het begin van zijn boek, waar hij de conclusie van zijn onderzoek al heeft verwoord (Pr 12:8; Pr 1:2). Al zijn onderzoeken, waarvan hij in dit boek verslag doet, hebben de waarheid ervan aangetoond, dat alles vluchtig is. Ieder die in de realiteit van het leven staat, zal volmondig met zijn conclusie instemmen.

De “Prediker was een wijze” (Pr 12:9). Een wijze is iemand die God vreest. Wie God vreest, zal erop uit zijn Gods volk te onderwijzen in de “kennis” van Zijn wil en dat ook “voortdurend” te doen. Dit is de eerste activiteit die een wijze kenmerkt. Het gaat om het onderwijzen van kennis aan de volgende generatie. Het is kennis opgedaan door ervaring.

Een jonge prediker sprak over Psalm 23. Hij deed zijn uiterste best de psalm goed uit te leggen, maar zijn boodschap kwam niet over. Daarna sprak een oude man. Hij boog zijn hoofd, zijn handen beefden en zijn lichaam was getekend door vele jaren van hard werken. Hij begon op te zeggen: ‘De Heer is mijn Herder.’ Toen hij klaar was, was het doodstil, zijn gehoor was diep onder de indruk. Toen de jonge prediker aan de oude man vroeg waarom zijn woorden zo’n verschil hadden gemaakt, zei de oude man eenvoudig: ‘Jij kent de psalm, ik ken de Herder.’ De waarheid is dat sommige dingen alleen door ervaring worden geleerd.

Het doel van het onderwijs van de Prediker is om de volgende generaties ervoor te bewaren dat ze fouten maken. Daarvoor is het nodig om opmerkzaam te zijn en te onderzoeken. Bij de overdracht van kennis moet rekening worden gehouden met de situatie waarin het volk zich bevindt. Er moet opgemerkt en onderzocht worden wat aan kennis nodig is.

De Prediker heeft zijn onderwijs doorgegeven door “vele spreuken” op te stellen (1Kn 4:32). Hij gaf niet impulsief dingen door zodra er wat in hem opkwam. Hij bekeek eerst aandachtig en onderzocht, voordat hij zijn onderwijs doorgaf. Hij dacht eerst na voordat hij wat zei. Hij deed zoals later van Ezra staat: “Ezra had immers zijn hart erop gericht om de wet van de HEERE te onderzoeken, om die te doen en om in Israël de verordeningen en bepalingen te onderwijzen” (Ea 7:10). Eerst onderzoeken, vervolgens doen en dan onderwijzen in Israël, ofwel: studeren, praktiseren, onderwijzen.

Ook de methode van onderwijs is belangrijk (Pr 12:10). Hij geeft zijn onderwijs in woorden, maar die woorden kiest hij met zorg uit. Hij wil ‘effectief communiceren’. Woorden zorgen ervoor dat gedachten kunnen worden meegedeeld. De Prediker heeft bewust gebruikgemaakt van “aangename woorden”. Hij is zich ervan bewust dat hij Gods Woord aan anderen doorgeeft. Daarom gebruikt hij geen stuitende of grove taal, maar taal die door iedereen gemakkelijk te volgen is en die ook uitnodigt om te blijven luisteren. Wat hij zegt, is aangenaam van inhoud. Het is aangenaam om naar hem te luisteren. Je hoeft er geen woordenboek bij te gebruiken of achterdochtig te zijn.

Dat betekent niet dat zijn woorden er ‘lekker’ ingaan, woorden die gemakkelijk in het gehoor liggen, die het gehoor ‘strelen’ (2Tm 4:3). Wie zo spreekt, is niet oprecht. De woorden van de Prediker zijn “in genade”, maar tegelijk “met zout besprengd”, wat wil zeggen dat het bederf wordt geweerd (Ko 4:6). Het zijn woorden “vol van genade en waarheid” (Jh 1:14).

Wat hij heeft opgeschreven, “is oprecht” en zijn “woorden van waarheid”. Het zijn betrouwbare woorden, je kunt ervan op aan, zoals er ook staat van bepaalde dingen die Paulus heeft gezegd dat het “een betrouwbaar woord” is (1Tm 4:9). We leven in een tijd dat Gods Woord wordt gerelativeerd. Er mag niet meer worden gezegd dat iets ‘de waarheid’ is, hoogstens dat het ‘mijn waarheid’ is en dat zo iedereen zijn eigen waarheid heeft. Aan deze relativering doet de Prediker niet mee en daaraan zal niemand meedoen die erkent dat hij “woorden van waarheid” heeft meegedeeld, dat wil zeggen Gods waarheid. Dat hij zijn woorden heeft geschreven, betekent dat ze hun waarde behouden voor de komende generaties.

Aandacht voor de vorm gaat niet ten koste van de inhoud. Hij vervalst het Woord van God niet (vgl. 2Ko 4:2). Nergens verbuigt hij de waarheid of doet die geweld aan. Hij voegt er niets aan toe en doet er niets van af. Steeds meer mensen zien het Woord van God als een lopend buffet, waarvan je kunt nemen wat je lekker vindt, terwijl je gewoon laat liggen wat niet naar je smaak is. Dat mag een ander dan opeten, iemand die er wel van houdt.

“De woorden van wijzen” werken “als prikkels en als spijkers” (Pr 12:11). De ‘wijzen’ zijn hier de door God gegeven instrumenten door wie Hij Zijn woorden doorgeeft. Daarom is het van groot belang naar hun woorden te luisteren. Deze mensen kennen het leven in de praktijk, ze hebben dingen ervaren, waardoor hun kennis is verdiept en verhelderd. Zij behandelen geen theorie, maar waarheden die ze zelf in de praktijk hebben geleerd.

Woorden van wijzen hebben een tweevoudig effect, vergelijkbaar met de werking of het nut van “prikkels” en “spijkers”. Prikkels worden gebruikt om ploegende dieren in de rechte baan te houden, zodat de ploeg rechte voren trekt (vgl. Ri 3:31; Hd 26:14). Het effect van prikkels is dat ze de wil prikkelen en stimuleren om in beweging te komen. Prikkels kunnen wel eens pijn doen, maar ze sporen je wel tot activiteit aan en houden je ook in het rechte spoor, het spoor van de gerechtigheid, omwille van de Naam van God (Ps 23:3).

De woorden van wijzen zijn ook te vergelijken met spijkers die “diep ingeslagen” zijn. Diep ingeslagen spijkers blijven onwrikbaar vastzitten en houden iets onbeweeglijk op zijn plaats (vgl. Jr 10:4). Zo worden woorden van wijzen in het geheugen gegrift, ze zitten daar muurvast en verdwijnen er nooit meer uit.

“Meesters in het verzamelen” zijn mensen die spreuken hebben verzameld, of in verzameling hebben bijeengebracht om anderen daardoor te onderwijzen. Zo’n verzameling hebben we in het boek Spreuken (Sp 1:1; Sp 10:1; Sp 25:1; Sp 22:17; Sp 24:23; Sp 30:1). Wij kunnen – als toepassing – ook ‘meesters in het verzamelen’ worden door zoveel mogelijk bijbelverzen uit het hoofd te leren.

Met “één Herder” wordt niemand anders dan God bedoeld (Gn 49:24; Ps 23:1; Ps 80:2). Het is ook de Heer Jezus (Jh 10:11). Hij heeft die woorden gegeven. Hoewel de woorden van de Prediker het resultaat zijn van zijn overdenking, moet hij zich niet verbeelden, en dat geldt voor iedere wijze, dat hij de wijsheid aan zichzelf te danken heeft. Die wijsheid is hem door Christus gegeven.

Hier hebben we een voorbeeld van de leer van de inspiratie in de praktijk van de Prediker. De Prediker is zich bewust van zijn eigen activiteit (Pr 12:10), zowel met betrekking tot de vorm van zijn woorden (Pr 12:9) als tot de inhoud ervan (Pr 12:10). Toch constateert hij dat het uiteindelijk resultaat van God komt (Pr 12:11). Inspiratie is het werk van de Geest in de persoonlijkheid en in de persoonlijke overdenking van de schrijver (2Pt 1:21).

“Wat erbovenuit gaat” (Pr 12:12) wil zeggen ‘wat uitgaat boven wat door die ene Herder is gegeven’ (Pr 12:11) en verwijst naar de wijsheidsliteratuur waarvoor hij vervolgens waarschuwt. Hij spreekt zijn waarschuwing niet algemeen, maar aan iemand specifiek uit. Het is iemand met wie hij een bijzondere band heeft en die hij “mijn zoon” noemt. De Prediker spreekt een vergadering toe, maar maakt het hier persoonlijk.

Hij ziet de vergadering niet als massa, maar als individuele personen. Zijn zorg gaat naar iedere enkeling uit. Zo horen we Salomo in het boek Spreuken ook vaak “mijn zoon” zeggen. Het benadrukt de persoonlijke band en dat hij de zoon zijn bijzondere aandacht geeft. Hij zegt daarmee dat de zoon belangrijk voor hem is. Wil onze boodschap overkomen, dan moet de individuele luisteraar of lezer merken dat hij belangrijk voor ons is.

De waarschuwing is om, zoals Paulus dat zegt, “niet te denken boven wat er geschreven staat” (1Ko 4:6), dat wil zeggen dat we in ons denken niet moeten uitgaan boven wat in het Woord van God geschreven staat. De vele boeken die geschreven zijn, worden vergeleken met het Woord van God. “Veel studeren” in zulk soort boeken “vermoeit het lichaam” en levert niets op. Het is dwaas en onbegonnen werk om antwoorden op levensvragen te zoeken in wereldse wijsheidsliteratuur. Antwoorden op levensvragen kunnen we alleen in het Woord van God vinden, daarom moeten we ze daar zoeken.

Sinds de schrijfkunst bestaat, is er een eindeloze rij aan publicaties verschenen, eerst op klei, later op leer of papier. Het gaat hier vooral over de wijsheidsliteratuur. Over het ontstaan en de zin van het leven zijn talloze boeken verschenen. Schrijvers hebben er hun mening over gegeven, zonder rekening te houden met God. Het lezen van die boeken is uitermate vermoeiend en slopend voor het lichaam. Je blijft studeren tot je erbij neervalt, maar het is verspilde moeite, want je krijgt nooit een antwoord op je vragen.

De woorden die door één Herder gegeven zijn, zijn niet altijd welkom. Dat is zo voor mensen die zó verslaafd zijn geraakt aan het onderzoek en zó verliefd zijn op moeilijke vragen, dat een antwoord alles zou bederven. Voor hen bestaat er ook niet zoiets als een definitief antwoord. De vrije wereld van het onderzoek moet altijd door je geest waaien, vinden zij. Iemand die in zijn hoogmoed meent dat hij wijs is, maakt van zijn studie een gevangenis en van zijn boeken een bewaker van zijn gevangenis. De vraag is dan ook of mensen wel antwoorden willen. Het zijn mensen die altijd leren, maar nooit tot kennis van de waarheid komen (2Tm 3:7).

Andere boeken zijn geschreven voor onze ‘informatie’, de Bijbel is geschreven voor onze ‘transformatie’. Als we daarvan doordrongen zijn, zal het lezen van de Bijbel boven het lezen van allerlei andere boeken gaan. Wat lezen we het eerst als we wakker worden: berichten op sociale media en het nieuws of het Woord van God?

Copyright information for DutKingComments