Ecclesiastes 2:3

Blijdschap, lachen, wijn en dwaasheid

Ondankbare bezigheden, vermoeidheid, verdriet, smart, dat is de trieste conclusie van de wijze in het vorige hoofdstuk (Pr 1:13; 18). Wel, heeft hij vervolgens gezegd, laat ik alleen nog maar denken aan de leuke dingen van het leven, dingen waar je om kunt lachen en die je een blij gevoel geven (Pr 2:1-3).

Salomo heeft tot zichzelf gesproken (Pr 2:1). “Ik zei” wil zeggen dat hij een beslissing heeft genomen. Met een aanmoedigend “kom toch” heeft hij zichzelf geprikkeld om tot actie over te gaan. Hij heeft zijn hart overgegeven aan “blijdschap”, want dat zou hem misschien voldoening geven. Hij heeft niet de vreugde op de proef gesteld, maar zichzelf, door zich aan hedonisme – dat is de opvatting dat genot het belangrijkste in het leven is – over te geven.

Om zijn blijdschap te stimuleren heeft hij alleen naar “het goede”, de goede dingen van het leven, gekeken. Hij heeft tegen zichzelf gezegd dat hij positief ingesteld moet zijn en geen aandacht moet schenken aan alle ellende om zich heen. Hij drukt zijn zorgen weg en negeert zijn pijnlijke ervaringen en heeft zichzelf voorgehouden: Kijk blij en voel je blij en lach het leven tegemoet.

Salomo heeft dat een tijdje volgehouden en zichzelf op de proef gesteld om te zien of dit het blijvende geluk geeft. Maar na verloop van tijd heeft hij ook daarvan moeten zeggen dat het “vluchtig” is. Het plezier verdampte en de harde realiteit werd weer gezien. Elke menselijke vreugde wordt bedorven door het besef dat ze niet permanent is (Sp 14:13). Je kunt naar cabaretiers kijken en luisteren en je slap lachen om hun grappen en grollen. Het werkt als een soort drug. Even ben je alle ellende om je heen vergeten. Maar als de voorstelling voorbij is, zit je weer midden in de realiteit. Afleiding en vermaak hebben geen blijvend effect. Je bent nog net zo leeg als ervoor.

“Lachen” en “blijdschap” hebben geen van beide het vreselijke bewustzijn van de zinloosheid van al zijn doen kunnen wegnemen (Pr 2:2). Lachen klinkt luid, maar kort. Het geluid sterft weg en er blijft niets over (Pr 7:6). Wanneer het leven uit lachen bestaat, is het “dwaasheid”. Iemand die altijd lachend door het leven gaat, lijkt meer op een dwaas dan op een wijze.

Lachen is dwaasheid als er wordt gelachen om schunnige moppen en misselijkmakende humor. Lachen is dwaasheid als het verbonden is aan het verlies van beoordelingsvermogen en de grens tussen goed en kwaad vervalt. De lacher trekt de harde feiten in een zee van lichtzinnigheid.

Wanneer blijdschap een doel op zichzelf is, bereikt het niets. Het bevrijdt niet van het kwellende gevoel van de zinloosheid van al onze bezigheden. Van de blijdschap zegt hij ”wat brengt die teweeg?”, waarmee hij bedoelt dat die niets teweegbrengt. Er is een tijdelijk effect aan blijdschap verbonden. Wanneer iemand blij is, is dat prettig voor hemzelf (Sp 15:13; Sp 17:22), maar het heeft geen enkele fundamentele verandering van de mens en zijn omstandigheden tot gevolg.

Blijdschap geeft geen antwoorden op de vragen van het leven. Het antwoord op de vraag is duidelijk: alle blijdschap faalt als het erom gaat te voldoen aan de nood van de mens die ‘onder de zon’ leeft en geen relatie met God heeft.

Er is een blijdschap die verder gaat dan een tijdelijke blijdschap met beperkt effect, en daar ook ver bovenuit gaat. Die blijdschap ligt buiten het gezichtsveld van de Prediker en is verbonden aan de Heer Jezus in de heerlijkheid. Wie een levende relatie met Hem heeft, kan zich in Hem verblijden, want Hij geeft Zijn blijdschap aan ieder die door het geloof met Hem verbonden is (Fp 4:4; Jh 15:11).

Salomo heeft ook de wijn geprobeerd om te ontdekken welke invloed dat op zijn hart heeft (Pr 2:3). Bij wijn kunnen we ook denken aan alles wat lekker is om te drinken en te eten, aan het ‘goede leven’. Zou het genieten van alles wat de smaakpapillen streelt, zijn hart de rust geven waarnaar hij op zoek was? Als je wat wijn of een lekkere maaltijd gebruikt, kun je je lichamelijk lekker voelen. Je hebt het gevoel dat je lekker in je vel zit. Daarvoor hoef je echt niet zoveel te eten en te drinken dat je beneveld wordt.

Salomo was wel zo wijs, dat hij ervoor zorgde nuchter te blijven. Hij bleef meester van zijn geest en hij genoot van het goede leven als een ware levenskunstenaar, die het lukt om alles met mate te doen. Dat heeft zijn genot verlengd. Ook heeft hij er nare gevolgen door vermeden.

Hij heeft ook de dwaasheid aangegrepen om daardoor zijn hart te onderzoeken. Hij heeft zich niet als een dwaas gedragen, want zijn wijsheid heeft de leiding in zijn hart gehouden. Hij heeft zichzelf in de hand gehouden. Dwazen vreten en zuipen zich vol. Dat betekent kort genieten. Door zijn gulzigheid verkort de dwaas het genot van de zaak, terwijl hij ook nog eens uitkotst wat hij heeft opgeschrokt. Salomo zal dit niet hebben gedaan, want hij heeft zichzelf voortdurend in de hand gehouden.

Hij heeft alles gedaan om erachter te komen “wat het beste is voor de mensenkinderen om onder de hemel te doen [tijdens] het getal van hun levensdagen”. Hij heeft willen weten waar het hoogste goed te krijgen is dat het opperste geluk aan de mens geeft. Daarnaar is hij op zoek geweest en daar is al zijn streven naar uitgegaan. Dat heeft hij willen genieten in heel zijn leven, tijdens zijn verblijf in deze wereld. Om dat geluk te kennen heeft hij al die dingen gedaan.

Copyright information for DutKingComments