Ecclesiastes 3:14

Wat God doet, blijft voor eeuwig

Dat de Prediker spreekt over “in hun leven”, dat is in het leven van de mensenkinderen, geeft tegelijk de grens aan (Pr 3:12). Het strekt zich niet verder uit. Ze kunnen slechts tijdens hun leven zich verblijden en het goede doen. Daarna is het afgelopen. Ook wat de mensenkinderen genieten, is niet van blijvende waarde, al kan dat hen soms overleven. De mens die aan de aarde gebonden is, is een gevangene van een systeem dat hij niet kan verbreken, hij kan het zelfs niet eens ombuigen. Het beste is dan blijmoedig te berusten in de wil van God en zich erin schikken.

God is een Gever, zowel van de aardse als van de hemelse zegeningen (Pr 3:13). Het is Zijn gave aan ieder mens om te eten en te drinken en het goede te genieten als resultaat van al zijn zwoegen.

Voor veel mensen begint elke maandag een nieuwe werkweek met een herhaling van het monotone werk van de week ervoor. Misschien is er voor de vrouw een berg te wassen en daarna te strijken, en voor de man het plaatsen van steeds hetzelfde onderdeel in een machine of het bezig zijn met steeds hetzelfde computerprogramma. Deze eentonigheid kan een voedingsbodem zijn voor ontevredenheid, maar ook een trainingsbodem voor het ontwikkelen van een karakter en leven van dienstbaarheid. Het hangt ervan af of wij God kunnen zien in de dagelijkse verplichtingen die wij hebben te verrichten. Alles wat we doen, zelfs het gewone dagelijkse eten en drinken, mogen we doen tot eer van God, met dankbaarheid aan Hem, want Hij geeft het ons en stelt ons in staat ervan te genieten (Pr 2:24; 1Ko 10:31).

Een vrouw in Boston deed veertig jaar lang dezelfde schoonmaakwerkzaamheden in hetzelfde kantoorpand. Ze werd geïnterviewd door een verslaggever die haar vroeg hoe ze de eentonigheid van dag in dag uit hetzelfde doen kon volhouden. De vrouw zei: ‘Het wordt niet saai. Ik gebruik schoonmaakmiddelen die God heeft gemaakt. Ik maak dingen schoon die van mensen zijn die God heeft gemaakt, en ik maak het leven gemakkelijker voor hen. Mijn dweil is de hand van God!’ Elke routinematige taak is belangrijk voor Gods werk in en door ons, voor de tijd en de eeuwigheid. Alles wat gedaan wordt uit liefde voor de Heer Jezus, houdt zijn waarde en zal blijven bestaan.

Er zijn enkele aspecten in “alles wat God doet” die evenwicht brengen in de druk van de eentonigheid van alle dingen in de natuur, in de geschiedenis en in het leven van de mens (Pr 3:14). Die aspecten hebben te maken met Gods volmaaktheid en de schoonheid van Zijn orde en de vrees van de mens voor Hem die daarvan het gevolg is:

1. Alles wat God doet, is niet tijdelijk, maar blijft “voor eeuwig”, permanent, elk falen is Hem vreemd. ‘Voor eeuwig’ wil zeggen zolang de aarde bestaat.

2. Wat Hij doet, is niet onvolkomen, maar compleet en effectief, want “niets is eraan toe te voegen, niets ervan af te doen”. Geen van Zijn werken geeft Hij op en er hoeft ook nooit iets aan toegevoegd te worden om Zijn werk te verbeteren.

3. Hij heeft voor wat Hij doet geen raadgever nodig (Rm 11:34-35) en ook geen bescherming. Alles is volmaakt in ontwerp en uitvoering; er hoeft niets van af te worden gedaan. Niets ervan loopt gevaar door een vijandelijke macht aangevallen laat staan tenietgedaan te worden.

Wat “God doet”, doet Hij “opdat men vreest voor Zijn aangezicht”. Alles wat Hij doet, moet ons vrees, eerbied, ontzag, voor Hem inboezemen. De vrees voor God veroorzaakt geen verlammende angst, maar integendeel een toevertrouwen van ons hele wezen aan Hem, juist omdat Hij Zich in Zijn werken als de beschermende God laat kennen. De vrees voor God is de sleutel voor het begrijpen van dit boek.

Er is een verbinding tussen ‘wat er is’, ‘was er al’ en ‘wat er zijn zal’ (Pr 3:15). Alle gebeurtenissen zowel in het heden, dat is “wat er is”, als in het verleden, waarvan gezegd wordt dat “was er al”, en de toekomst, dat “wat er zijn zal”, worden aan elkaar verbonden door de gerechtigheid van God Die alles bestuurt. God heeft de loop van de dingen bepaald, en omdat Hij altijd rechtvaardig handelt, blijft het zo gaan als Hij heeft bepaald. De onveranderlijkheid van het veranderlijke is er sinds het begin van de schepping en zal blijven bestaan (Pr 1:9-11).

Het getuigt niet van wijsheid om te menen of te zeggen dat de wereld er nooit zo beroerd voor heeft gestaan als nu en dat het vroeger allemaal beter was. Het omgekeerde is evenmin waar: het zal niet allemaal beter worden doordat de mens knapper is dan vroeger of zich voorbeeldiger gaat gedragen. Wat we zien, is niet anders dan vroeger, het is er slechts een variatie op. Hetzelfde geldt voor de variaties die nog gaan komen.

God houdt de cyclus van de natuur en de geschiedenis in stand. Ook wat daaruit voor de mens is verdwenen, staat onder Zijn voortdurende aandacht. Hij ‘zoekt’ het (vgl. Js 11:11-12). Dat Hij ernaar op zoek moet gaan, betekent niet dat Hij het is kwijtgeraakt en niet zou weten waar het is. Het betekent dat Hij dingen nagaat die voor de mens verdwenen zijn. Dingen waar de mens het zicht op is kwijtgeraakt, roept Hij tevoorschijn. Daardoor herhaalt de geschiedenis zich en wordt het verleden heden.

God houdt ook de controle over het verleden. Hij kan ons, wanneer Hij dat nodig acht, aan het verleden herinneren om ons daardoor lessen voor het heden en de toekomst te leren. Kaïn meent dat hij God voor de gek kan houden door te zeggen dat hij niet weet waar Abel is. Maar God houdt hem voor dat Hij het bloed van Abel tot Hem hoort roepen (Gn 4:9-10).

Zo roept al het bloed van alle heiligen die door alle eeuwen heen ter wille van Zijn Naam zijn gedood tot Hem. Hij zal het geroep beantwoorden en de begane misdaden tevoorschijn halen. Ze staan opgetekend in Zijn boek dat Hij zal openen als de ongelovigen voor de grote, witte troon staan, om hen te herinneren aan wat ze in het verleden hebben gedaan (Op 20:12-13).

Copyright information for DutKingComments