Ecclesiastes 3:7

Scheuren–dichtnaaien; zwijgen–spreken

In het leven kan er een situatie zijn dat “een tijd om stuk te scheuren” is aangebroken. God scheurde het koninkrijk van Saul af. In de tijd van Salomo scheurde Hij het in tweeën. Beide keren wordt dit scheuren van het rijk symbolisch voorgesteld in het scheuren van een mantel (1Sm 15:27-28; 1Kn 11:11-12; 30-31). Er komt een tijd dat de scheur in het rijk in twee en tien stammen weer dichtgenaaid zal zijn. Dat gebeurt wanneer de Heer Jezus terugkomt naar de aarde. Dan zullen de twee huizen van Israël weer ‘aan elkaar genaaid zijn’ en een eenheid vormen (Ez 37:22).

Scheuren, of verdeeldheid, ontstaan in families wanneer familieleden de Heer Jezus aannemen, terwijl andere familieleden dat niet doen (Mt 10:34-35). Wanneer de andere familieleden zich ook bekeren, komt er weer eenheid en worden scheuren dichtgenaaid. In de gemeente moeten zich soms scheuren voordoen. Dat is het geval als de waarheid van Gods Woord geweld wordt aangedaan en men zich niet naar de waarheid wil voegen (1Ko 11:19). Als er verootmoediging en berouw is, kan de scheur weer dichtgenaaid worden.

We kunnen dit ook toepassen op een plaatselijke gemeente. Een tijd om stuk te scheuren is gekomen wanneer er in de gemeente ondanks herhaaldelijk aandringen daarop geen tucht wordt uitgeoefend over de zonde. Als het verkeerde daarvan echter wordt ingezien, is het tijd om de scheur weer dicht te naaien, dat wil zeggen de onderlinge gemeenschap met elkaar weer op te zoeken en te beleven. Het is dramatisch als zowel van het een als van het ander de tijd niet wordt herkend.

Bij “een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken” staat “zwijgen” voorop. In “een kwade tijd … zwijgt de verstandige” (Am 5:13). “Iemand met inzicht zwijgt” (Sp 11:12b) en doet niet mee met spotters die God en Zijn Woord belachelijk maken, want hij buigt voor Gods Woord. We moeten ook zwijgen als God door het oordeel spreekt (Lv 10:3). Ezechiël moest een tijdlang zwijgen om daardoor een teken te zijn voor het opstandige volk van God (Ez 3:26; Ez 33:22). Zwijgen is het uitgangspunt. Wanneer we nu onze tong in bedwang houden, zullen we later niet onze woorden hoeven te ‘eten’, dat wil zeggen met de gevolgen van onze woorden geconfronteerd worden.

We moeten het zwijgen verbreken als God een aanwijzing geeft dat we moeten spreken. De tijd om te zwijgen en de tijd om te spreken moeten we leren kennen en onderscheiden. De wijze weet wanneer hij moet zwijgen en wanneer hij moet spreken. Bij het spreken gaat het om het spreken van het juiste woord op de juiste tijd (Sp 25:11; Js 50:4). Wanneer het ons wordt gevraagd, zullen we verantwoording afleggen van de hoop die in ons is (1Pt 3:15). We kunnen ook niet zwijgen over ons geloof: “Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken” (2Ko 4:13).

Copyright information for DutKingComments