Ecclesiastes 4:4

Zwoegen, luiheid en een hand vol rust

Een bijzondere vorm van verdrukking of onrecht die de Prediker heeft gezien bij het gadeslaan van mensen en wat zij doen, is afgunst of jaloersheid (Pr 4:4). Het dubbele gebruik van het woord “al” en “alle” geeft aan dat het gaat om elke vorm van zwoegen en bekwaamheid. Waar het om gaat, is dat zwoegen en bekwaamheid vaak het gevolg zijn van het verlangen om anderen de baas te zijn. We leven voortdurend in een staat van concurrentie.

Er is wel gesteld dat negen van de tien kantoormedewerkers last heeft van ‘professionele afgunst’ op collega’s die naar hun mening meer schitteren of beter betaald worden dan zij. Dat drijft veel mensen ertoe om de ladder van succes te beklimmen: ze willen anderen overtreffen. Velen willen succesvoller zijn dan hun collega’s of buren of vrienden. Ze willen gezien en erkend worden, bewonderd worden met de bewondering die anderen krijgen en waar zij jaloers op zijn. Rivaliteit is een sterke kracht in mensen.

Wie afgunstig is, wordt onderdrukt door zijn eigen verkeerde gevoelens en motieven, want die beheersen hem. Hard werken en hoge doelstellingen komen maar al te vaak voort uit het verlangen de beste te zijn, om niet voor de ander te hoeven onderdoen. Rivaliteit en concurrentie voeren tot grote inspanningen en een elkaar het licht in de ogen niet gunnen. We zien dit bijvoorbeeld in de sport, in de politiek en in het zakenleven, en het komt ook in de gemeente van God voor.

Wie zichzelf een mislukkeling voelt, ontdekt in zijn hart deze vorm van jaloersheid waarover de Prediker hier spreekt. Hij wordt onderdrukt door afgunst, de afgunst beheerst hem. In plaats van zich daarvan te bevrijden door tevreden te zijn laat hij zich erdoor overheersen. Deze na-ijver is een voedingsbodem voor bitterheid en wrok. Het enige resultaat dat iemand oogst van zijn zwoegen en de bekwaamheid die hij aan de dag legt, is dat anderen hem daarom benijden.

Het eerbetoon dat hij voor zijn prestatie krijgt, is vaak verkapte jaloersheid. Wat heeft hij er dan helemaal aan? Even staat hij in de aandacht, maar men is zo uitgekeken op al zijn inspanningen, ze zijn “vluchtig”. Wat is het nettoresultaat van zijn prestaties? Niets meer dan wat het “najagen van wind” oplevert. Hij houdt er niets van vast en niets van over wat innerlijke vrede en genoegdoening geeft.

Kijk bijvoorbeeld eens naar de Olympische Spelen. Mensen worden aanbeden vanwege het winnen van een medaille. Maar hoe lang duurt die bewondering? En de eer die wordt geoogst, gaat altijd ten koste van een ander die een honderdste van een seconde langzamer was. De mensen die net zolang en net zo hard hebben getraind, maar net iets tekort zijn gekomen voor een medaille, mogen met een ‘loservlucht’ naar huis. De winnaars mogen met een ‘winnersvlucht’ naar huis en worden bij aankomst op het vliegveld en later in hun woonplaats bewierookt. Armoe troef!

Pr 4:5 is het tegenovergestelde van Pr 4:4, terwijl er ook een duidelijke overeenkomst is. De dwaas moet niets hebben van dat fanatieke wedijveren en wordt gekenmerkt door totale onverschilligheid. Hij vouwt zijn handen samen, niet om te bidden, maar om duidelijk te maken dat hij niet van plan is zijn handen te gebruiken (Sp 6:9-10; Sp 24:33). Zijn luiheid is net zo fout als de jachtigheid van de streber.

Een luie dwaas verteert niet alleen wat hij bezit, maar ook wat hij is. Hij doet aan ‘zelfkannibalisme’. Hij verliest de controle over de werkelijkheid en over zijn vermogen om te zorgen voor zijn levensonderhoud. Dit laatste is de overeenkomst met iemand die verteerd wordt door jaloezie, want zo iemand is ook de controle over de werkelijkheid kwijt.

Tegenover de twee voorgaande dwaalwegen – gedreven worden door jaloersheid en luiheid – geeft Pr 4:6 het enig goede alternatief: Laat je niet opjutten. Een overvolle agenda maakt misschien indruk, maar het maakt je ook kapot. Je loopt jezelf voorbij, je krijgt een hartinfarct en gaat dood. Wees ook niet lui, want dan verdien je geen brood en ga je ook dood. Er moet balans in het leven van een mens zijn.

Die balans is er bij de mens die net als de Prediker nuchter naar het leven kijkt. Wie tevreden is met “een hand vol rust”, doet niet mee aan de jacht om de beste te zijn en ook niet aan totale passiviteit. Ieder mens heeft gewoon op z’n tijd een beetje rust en ontspanning nodig. Daar heeft hij meer aan dan zichzelf eindeloos afbeulen. Een hand vol met rust vertolkt twee gedachten: die van bescheiden wensen en van innerlijke vrede.

Deze houding staat net zo ver van de dwaas met zijn zelfzuchtige luiheid af als van de streber die altijd jaagt naar het beste en hoogste. Hoe dwaas is het toch om je “beide vuisten vol zwoegen” te hebben, want het jagen naar resultaat is hetzelfde als het “najagen van wind”: je kunt er niets van vasthouden.

Copyright information for DutKingComments