‏ Ecclesiastes 5:15

Nederlands vers (4:17)

Naderen tot God om te luisteren

Tot en met Pr 4:16 gaat het om vormen van gemeenschap tussen mensen onderling, of het ontbreken ervan. Vanaf Pr 4:17 wordt ons oog gericht op de behoefte aan een grotere en betere vorm van gemeenschap: de gemeenschap met God. De Prediker zegt niet dat het zoeken daarnaar ‘vluchtig’ en ‘najagen van wind’ is. Hij wijst er wel op dat het op de juiste manier moet gebeuren, in het besef van Wie God is en wie de mens is in vergelijking met Hem. Het gaat om een gepast naderen tot God (vgl. Ex 3:5; Jz 5:13-15; Jh 4:23-24).

Wie tot God in Zijn huis nadert, moet op zijn voeten letten (Pr 4:17). Het gaat er natuurlijk om dat iemand zijn hart bewaart, maar de toestand van het hart wordt zichtbaar in de weg die de voeten gaan (vgl. Sp 1:15; Sp 4:26-27). Wie naar Gods huis gaat, moet zich ervan bewust zijn dat hij niet een gewoon huis nadert. Het huis van God staat op elke plaats waar God Zich openbaart (Gn 28:17; 22), maar het is zeker ook de tempel, die hier bedoeld zal zijn.

De Prediker richt zijn oog op de mens die aanbidt. Hij heeft tot nu toe tot zijn gehoor in de ‘ik’ vorm gesproken, vanuit zijn positie als waarnemer. In het komende gedeelte spreekt hij vermaningen uit. Net als de profeten roept hij op tot waarachtige godsdienst. Hij richt zich tot personen die het goed bedoelen, maar schuldig onwetend zijn over God. Het zijn de mensen die van zingen houden en met plezier naar de kerk gaan, maar die slechts met een half oor luisteren en er nauwelijks toe komen te doen wat ze zich hebben voorgenomen voor God te doen.

Je kunt beter komen “om te luisteren”, dan als dwazen of op een dwaze manier – alleen voor de vorm, zonder dat het hart erbij betrokken is – “een offer te geven”. ‘Luisteren’ heeft de dubbele betekenis van ‘aandachtig letten op’ en ‘gehoorzamen’. Die beide aspecten van luisteren vindt God belangrijker dan welk offer ook (1Sm 15:22; Sp 21:3).

Het offer is een offerdier dat is gedood om aan God te offeren en dat daarna als gemeenschapsmaaltijd dient. Het is een vredeoffer. Een slachtoffer kan devalueren tot een eetfestijn, waarbij totaal niet meer aan God wordt gedacht. De Prediker heeft bij zijn opmerking hierover mogelijk dit misbruik voor ogen gehad. Het gaat hem er niet om dat er niet meer geofferd moet worden, maar dat dit met de gepaste eerbied moet gebeuren.

De genade van God, hoe groot die ook is, mag nooit een excuus zijn om met Hem een loopje te nemen. Mensen nemen God niet serieus als ze menen dat ze Hem kunnen naderen met vrome, maar inhoudsloze woorden en daarbij ook nog eens lichtzinnig met heilige dingen omgaan (vgl. Mt 7:21-23; Mt 23:16-18; 1Ko 11:27-29). Ze hebben er geen idee van dat ze kwaad doen en spelen de vermoorde onschuld als er op de huichelachtigheid van hun houding worden gewezen. Er is echter geen sprake van onschuldige onwetendheid, maar ze zijn schuldig aan het onteren van God. Ze hadden beter moeten weten.

Copyright information for DutKingComments