Ecclesiastes 7:15-18

Rechtvaardig en goddeloos

Met Pr 7:15 begint een gedeelte over rechtvaardigheid en goddeloosheid, die beide door de Prediker worden waargenomen en waarover hij zijn bevindingen met ons deelt. Wat hij heeft gezien, brengt hem tot de uitspraak “in mijn vluchtige dagen” (Pr 7:15). Het bepaalt hem eens te meer bij de broosheid van zijn bestaan.

Hij spreekt over “een rechtvaardige” met wie iets gebeurt wat je totaal niet zou verwachten. Je zou verwachten dat hij lang leeft, maar het tegendeel gebeurt: hij komt om “in zijn rechtvaardigheid”. Hij spreekt ook over een goddeloze met wie iets gebeurt wat je totaal niet zou verwachten. Je zou verwachten dat hij omkomt in zijn goddeloosheid, maar het tegenovergestelde gebeurt: “bij [al] zijn slechtheid” verlengt hij zijn dagen. Dit is nu wat je ‘krom’ noemt (Pr 7:13).

Wat de Prediker zegt, is representatief voor een reeks van soortgelijke gevallen. Het gaat om omkomen ondanks rechtvaardigheid en blijven leven ondanks boosaardigheid. De regel is dat rechtvaardigheid de belofte van een lang leven heeft en dat goddeloosheid tot een kort bestaan leidt. Er zijn echter uitzonderingen. Dit heeft te maken met de manier waarop God regeert. In Zijn regering kan het zo zijn, dat op aarde het kwaad overwint en het goede gestraft wordt. Maar uiteindelijk zal het goede overwinnen en het kwade gestraft worden. Het zijn oefeningen om een geduldige geest te hebben (Pr 7:8).

De rechtvaardige kan met deze ‘kromheid’ worstelen (Jb 21:7; Ps 73:2-15; Hk 1:4; 13). Het is ook om je over op te winden dat het de goddelozen vaak lukt om zich door bedrog en geweld te beschermen tegen het zwaard van de gerechtigheid. Soms krijgen ze zelfs bescherming van de eigen overheid als er geen uitleveringsverdrag bestaat met het land waarin de misdaden zijn begaan. Het nieuws geeft daar regelmatig voorbeelden van. Meerdere oorlogsmisdadigers zijn zo op vrije voeten gebleven en hebben daardoor een hoge leeftijd bereikt.

Naboth was een rechtvaardige die omkwam, terwijl een goddeloze vrouw als Izebel bleef leven (1Kn 21:1-26). Hetzelfde zien we bij Abel en Kaïn (Gn 4:1-16). En wat te denken van de velen die in de loop van de kerkgeschiedenis vanwege hun trouw aan God en Zijn Woord in de kracht van hun leven zijn vermoord. Bovenal zien we het bij de Heer Jezus, de Rechtvaardige bij uitstek. Hij is in het midden van Zijn dagen vermoord en dat terwijl Hij niets anders dan gerechtigheid heeft gedaan.

De gelovige wil leren om het leven zoals het is uit de hand van God aan te nemen. Hij probeert niet zelf het raadsel van het leven op te lossen. Hij vindt rust in het bezien van het werk van God. Daardoor leert hij dat de rampen die de rechtvaardige treffen, hem vormen voor het toekomstige koninkrijk, terwijl de voorspoed van de goddeloze hem rijp maakt voor het toekomstig oordeel.

De waarneming van Pr 7:15 voert tot de conclusie van Pr 7:16 die overkomt als een advies. Daarbij moeten we bedenken dat er niet aan God wordt gedacht. Het is de conclusie van het nuchtere denken van de mens in deze wereld die wil leven vanuit zijn eigen overtuiging. Vanuit dat gezichtspunt is het slim om je niet overdreven rechtvaardig voor te doen, niet de moraalridder uit te hangen, want dan krijgen mensen alleen maar een hekel aan je en is het je eigen schuld als je alle plezier in het leven verliest.

Ook met waanwijsheid moet je oppassen. Dat het daarom gaat, blijkt uit het woord “bovenmate”. Doe niet alsof je de wijsheid in pacht hebt. Dat pikken de mensen met wie je dagelijks omgaat ook niet. Je ligt er dan binnen de kortste keren uit. Je omgeving prikt zo door je waanwijsheid heen en heeft het helemaal met je gehad. Het werkt verwoestend op je functioneren en je wordt uitgerangeerd, je wordt op een dood spoor gezet.

Het gaat er in Pr 7:16 om hoe iemand zichzelf ziet, hoe hij is in zijn eigen ogen en hoe hij zichzelf presenteert. De farizeeën zijn een toonbeeld van dit soort mensen. Zij presenteerden zichzelf zo. Zij waren zeer rechtvaardig in hun eigen ogen en ze wilden zo ook overkomen bij de mensen. Omdat ze zich zo rechtvaardig voordeden, kwam er verwoesting over hen, die de Heer ook over hen uitsprak (Mt 23:28; Mt 5:20).

Hoewel Pr 7:16 geen advies voor de rechtvaardige is – hij verlangt er juist naar om rechtvaardig en wijs te zijn, maar dan zoals God het bedoelt –, zit er voor hem wel een algemene waarschuwing in en die is dat hij zich ervoor moet hoeden in uitersten te vallen. We kunnen zozeer overtuigd zijn van ons gelijk en ons laten meeslepen door ons gevoel van rechtvaardigheid, dat we onszelf overschatten in onze beoordeling en daardoor onszelf verwoesten. Dat kan betekenen dat we helemaal alleen komen te staan, buiten de gemeenschap. Het kan ook betekenen dat wij door onze opvattingen de verwoesting over ons afroepen en dat anderen die over ons brengen omdat ze getergd zijn geworden door onze aanmatiging (vgl. Op 17:15-18).

Het gaat in dit vers over het innemen van een plaats die ongepast is. Het is een aanmatiging, een doen alsof (vgl. Nm 16:18; 2Sm 13:5). Het is het spelen van de rechtvaardige, het zich ergens op laten voorstaan, terwijl men het niet is (Mt 23:7). We kunnen ons heiliger voordoen dan we zijn, bijvoorbeeld door te vasten en onszelf te kastijden of op bedevaart te gaan. Als ons uiterlijke gedrag anderen moet overtuigen van onze vroomheid en wij ons daarop toeleggen, verwoesten we onszelf. Het is een bovenmatige inspanning om ons gelijk te bewijzen in de beoordeling van de dingen.

Ons past bescheidenheid in onze opstelling. We moeten niet denken boven wat geschreven staat (Rm 12:3; 16; 1Ko 4:6). Deze waarschuwing moeten we niet opvatten als een relativering van wat rechtvaardig en wijs is. Het is een waarschuwing voor onze praktijk in verbinding met een houding die uitstraalt dat wij de norm zijn van wat rechtvaardigheid en wijsheid is. We kunnen en moeten overtuigd zijn van wat juist is, maar daar in alle voorzichtigheid mee omgaan.

Het is niet de bedoeling dat we slap worden in onze praktijk en compromissen gaan sluiten ten koste van de waarheid en het recht. We hoeven echter niet achter elk kwaad aan te gaan en overal onze mening over te geven. We moeten onszelf niet opwerpen als criticus om alles af te keuren wat gezegd en gedaan wordt en ons niet bemoeien met andermans zaken alsof we alles weten en alles kunnen. Als we dat doen, maken we een karikatuur van rechtvaardigheid en wijsheid.

Pr 7:17 is het tegengestelde van Pr 7:16. Pr 7:16 is een waarschuwing voor zelfverheffing, Pr 7:17 waarschuwt ervoor zichzelf niet te verlagen tot het niveau van de wereld. De Prediker zegt niet dat een beetje goddeloosheid of dwaasheid niet erg is, maar hij wijst op de capitulatie voor het kwaad. Het is de acceptatie van enige goddeloosheid en dwaasheid als het maar binnen grenzen blijft die voor de meeste mensen aanvaardbaar zijn. Als beide partijen het erover eens zijn, moet het kunnen.

Wat goddeloos en dwaas is, wordt in de maatschappij steeds meer de norm. Je moet het niet al te bont maken en je niet al te goddeloos en al te dwaas gedragen. Zo kom je het verst. Deze levenshouding komt tot uiting in de vermenging van een beetje goed met een beetje kwaad en in het sluiten van compromissen. Daardoor ben je in staat het lang vol te houden en met iedereen even goede vrienden te blijven. Het is het eten van twee walletjes, het voeren van twee levensstijlen.

Gooi je het helemaal over de boeg van goddeloosheid en dwaasheid, dan is de kans groot dat je vóór je tijd sterft, dat wil zeggen dat je niet van ouderdom sterft, maar op een leeftijd dat je het niet zou verwachten. Als we God erbij betrekken, weten we dat de tijd om te sterven door Hem is bepaald (Jb 14:5). Wij kunnen ons leven niet verlengen (Mt 6:27).

Tegelijk weet God het goddeloze en dwaze handelen van de mens een plaats in Zijn voornemen te geven. Hij kan een spoedig verderf over ons brengen en onze levensduur verkorten als we goddeloos en dwaas leven (Ps 55:23). Dat kan bijvoorbeeld door een leefwijze die onze gezondheid aantast, zoals drugs, en seks buiten het huwelijk, of het begaan van een moord met als gevolg de doodstraf.

Het advies van Pr 7:18 sluit aan op de adviezen van de beide voorgaande verzen. Het is een soort samenvattend advies om te doen wat “goed” is. Het is goed om “aan het ene” vast te houden, dat is vasthouden aan de waarschuwing om niet in uitersten te vervallen. Het is ook goed om “van het andere” de hand niet af te trekken, dat is wat de laatste regel van Pr 7:18 zegt: God vrezen.

God vrezen wil zeggen dat we leven in eerbied en ontzag voor Hem. Wie dit ‘goede’ advies opvolgt, “ontkomt aan dit alles”. Dit betekent dat we er alleen voor bewaard worden om in uitersten te vervallen als we God vrezen. Het gevolg daarvan is dat we ook bewaard worden voor de daaraan verbonden consequenties die in de twee voorgaande verzen worden genoemd: verwoesting van onszelf en sterven vóór de tijd.

De wijze wandelt op de middenweg tussen de twee uitersten: niet in eigen gerechtigheid en niet in goddeloosheid. Hij weet het pad te gaan tussen wetticisme en onverschilligheid. Dit is alleen te volbrengen als God wordt gevreesd. De vrees voor God bewaart voor de uitersten van eigen gerechtigheid enerzijds en goddeloosheid anderzijds (Sp 3:7). De vrees voor God is het begin van de wijsheid. De vrees voor God bewerkt nederigheid en wantrouwen van eigen wijsheid. Wie God vreest, is er bang voor om te zondigen en schuwt dwaasheid.

Copyright information for DutKingComments