Ecclesiastes 7:9

Let op het einde van een zaak

In Pr 7:7 gaat het onderwijs over het beoordelen van wat aan leven werkelijk inhoud geeft verder. Het woord “voorzeker” lijkt dat aan te geven. Er wordt aan het voorgaande het aspect van een verkeerd gebruik van macht toegevoegd. Een wijze die macht uitoefent door iemand anders te onderdrukken vanwege persoonlijk gewin, wordt een dwaas of een waanzinnige. Hij verliest de realiteit uit het oog en is alleen bezig met het leven hier-en-nu. Aan de toekomst denkt hij niet en zeker niet aan de dood.

Naast onderdrukking is ook het accepteren of geven van een (omkoop)geschenk een beproefd middel om zichzelf te bevoordelen. Het hart van de wijze die zich tot een dergelijke praktijk verlaagt, wordt verdorven. Zijn hart is niet in het klaaghuis, maar in het feesthuis. De wijze die zijn macht misbruikt of zich laat omkopen of zelf anderen omkoopt, handelt als een goddeloze (Sp 17:23). Hij beoordeelt de tegenwoordige waarde van stoffelijke goederen op een manier die hem ertoe brengt zelfs onrecht te gebruiken om in het bezit ervan te komen. Daarvoor offert hij zijn goede naam als wijze op.

Aan het “begin” van een zaak is niet duidelijk hoe deze zaak zich zal ontwikkelen (Pr 7:8). Pas aan “het einde van een zaak” kan worden bepaald wat het nut en de waarde ervan zijn geweest. Het is daarom belangrijk met de beoordeling van een zaak te wachten tot het einde bekend is, want dan kan de waarde worden vastgesteld.

“Een geduldige geest” zal afwachten hoe een zaak zich ontwikkelt, terwijl “een hoogmoedige geest” vol branie beweert dat hij precies het verloop ervan kent. De hoogmoedige vergeet het einde en matigt zich van alles aan. De een wordt gekenmerkt door geduld, de ander door ongeduld. Geduld is een aspect van nederigheid; ongeduld geeft de trotse ergernis over de wegen van God met de mens aan.

In verbinding met Pr 7:7 kunnen we zeggen dat wie geduld heeft, geduldig zal wachten op het einde of de uitkomst van een beproeving. Hij zal daar niet op vooruitgrijpen door onderdrukking of een omkoopgeschenk te gebruiken.

Het einde van het leven geeft pas betrouwbare informatie over de waarde van het leven. Als het einde van het leven goed is, is het hele leven goed, ook al was het geen ‘mooi’ leven. Als het einde slecht is, is ook het meest succesvolle leven slecht geworden.

Pr 7:9 sluit direct op Pr 7:8 aan. De Prediker waarschuwt voor ergernis over het verloop van een zaak. Geduld kan op de proef worden gesteld en dan is het gevaar aanwezig dat er ergernis in de geest opkomt. Dat gebeurt als we menselijke factoren de schuld geven van vertraging in de ontwikkeling van een zaak. Als we onrechtvaardig worden verdrukt of vinden dat we onrechtvaardig beproefd worden, kan er ergernis ontstaan in onze geest. Misschien uiten we het niet eens, maar van binnen worden we opgevreten door ergernis.

De Prediker zegt dat de boezem van dwazen de rustplaats van ergernis is. Wie toelaat dat ergernis een rustplaats in zijn binnenste krijgt, waardoor het deel gaat uitmaken van zijn persoonlijkheid, wordt een dwaas. Ergernis kan ook ontstaan als we een onverdiende behandeling krijgen of slachtoffer zijn van misplaatst gedrag. In het verband hier gaat het over onrechtvaardige verdrukking of beproeving.

Iemand die geërgerd is (Pr 7:9), is dat omdat hij niet geduldig en ook niet tevreden met zijn omstandigheden is. De vraag die hij in Pr 7:10 stelt, komt niet voort uit nieuwsgierigheid, maar uit frustratie. Het gaat hem erom zijn dagen, de omstandigheden waarin hij leeft, met die van vroeger te vergelijken, waarbij hij zich afvraagt hoe het komt dat die beter waren. Het is ten diepste het ter verantwoording roepen van God, het eisen van een verklaring van Zijn handelwijze met hem. Zulke mensen zijn de “morrenden, klagers over hun lot die naar hun eigen begeerten wandelen” (Jd 1:16).

Het getuigt niet van wijsheid om zulke vragen te stellen; het getuigt van onbekendheid met het verleden en met de mens, die toen net zo zondig was als nu. De Prediker heeft in het begin van het boek al gezegd dat wat er geweest is, er weer zal zijn, waardoor er niets nieuws onder de zon is (Pr 1:9). De dagen zijn door de zonde van de mens altijd boos geweest (Ef 5:16). Het heeft ook geen zin er dieper op in te gaan. De Israëlieten verlangden terug naar Egypte uit onvrede met hun verblijf in de woestijn. Zij vonden hun verblijf in slavernij in Egypte beter dan hun verblijf in de woestijn met God. De oorzaak daarvan was dat ze veronderstelden dat God hen wilde laten omkomen.

Wie de vraag stelt “hoe komt het”, ziet over het hoofd dat het kwaad er vroeger ook was, zij het in andere verschijningsvormen. De verheerlijking van het verleden is dwaasheid, want dan wordt ook over het hoofd gezien dat God niet verandert (Ml 3:6), en dat voor de gelovige de steun van de Heer in elke tijd beschikbaar blijft (Hb 13:8). Paulus vergat wat achter hem lag en strekte zich uit naar wat voor hem lag omdat Christus zijn blikveld vulde (Fp 3:14). Het gaat om het heden en het luisteren naar de stem van de Heer.

Copyright information for DutKingComments