Ecclesiastes 9:10

Geniet het goede en werk zolang je leeft

Deze verzen bevatten een advies. Het leven heeft alleen de dood als uitzicht. Welnu, zo luidt daarom het advies, maak dan van het leven wat je ervan maken kunt. Ga niet bij de pakken neerzitten, ga niet zitten somberen, maar ga op weg om het leven te genieten. Wees blij als je brood te eten hebt en geniet van je wijn.

Brood en wijn geven versterking (Gn 14:18; Kl 2:12a). Je mag er ook nog een keer aan denken dat God het je gunt. Hij geeft je de gelegenheid ervan te genieten. Het is helemaal volgens Zijn plan, want Hij heeft het al bij Zijn schepping als regel voor Zijn schepping ingesteld. Daarom is het volkomen geoorloofd dat de mens ervan geniet.

Als nieuwtestamentische gelovigen mogen wij weten dat God het voedsel “geschapen heeft om met dankzegging te worden genuttigd door hen die geloven en de waarheid kennen. Want al [het] door God geschapene is goed en niets is verwerpelijk als het met dankzegging wordt genomen, want het wordt geheiligd door Gods Woord en door gebed” (1Tm 4:3-5). Daar komt nog bij dat wij ons mogen verheugen in een levende hoop, zelfs te midden van moeiten, want onze hoop is Christus in Wie wij ons verheugen met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde (1Pt 1:3-8).

De Prediker adviseert hier ervoor te zorgen dat de “kleding te allen tijde wit” is (Pr 9:8). Witte kleding lijkt hier vooral te wijzen op reinheid (Op 3:4-5; 18). Een leven in reinheid draagt ertoe bij dat de vreugde bij het eten van het brood en het drinken van de wijn niet verstoord wordt. Het eerste kenmerk van de wijsheid die van boven is, is reinheid (Jk 3:17). Onreinheid bederft het echte genot.

Daarnaast mag op het hoofd “geen olie ontbreken”. Olie is zalfolie en voorkomt uitdroging, houdt soepel en verspreidt een aangename geur. Jesaja spreekt over “vreugdeolie in plaats van rouw” (Js 61:3). Wie het leven als een gave van God ziet en als zodanig geniet, zal dat uitstralen. Het dragen van witte kleding en olie op het hoofd zijn het tegenovergestelde van zwarte kleding en as op het hoofd, die uitingen van rouw zijn.

In geestelijk opzicht betekent het dat de gelovige een leven leidt waarin voor de bevlekking van de zonde geen plaats is (2Ko 7:1). Daar komt bij dat ons leven dan een aangename geur zal verspreiden, zoals olie dat doet. Olie is een beeld van de Heilige Geest (1Jh 2:20; 27). Als Hij in ons leven kan werken, zal dat door onze omgeving worden opgemerkt. Mensen zullen het aangenaam vinden om met ons om te gaan.

Het derde advies heeft betrekking op de huwelijksrelatie (Pr 9:9). Ook het huwelijk is een zaak die het leven aangenaam maakt en kracht geeft in een leven dat vol frustratie is. Het huwelijk is een gift van God en mag als zodanig worden genoten, maar wel uitsluitend “met de vrouw die u liefhebt”. Nooit mag van het leven genoten worden met een andere vrouw dan de eigen vrouw. Alleen met betrekking tot de eigen vrouw kan er sprake zijn van liefde. Liefde die wordt opgevat voor een andere vrouw is geen genieten van de liefde, maar het voldoen aan zondige begeerten.

Van alle adviezen die in de Pr 9:7-9 zijn gegeven om van het leven te genieten, moet worden gezegd dat het genot ervan beperkt is tot de “vluchtige dagen” van het leven op aarde. “Dit is uw deel” geeft aan dat het een geschenk van God is en dat dit het allerbeste deel van alle aardse genoegens is die het “zwoegen” waarmee de mens “zwoegt onder de zon” nog enigszins draaglijk maakt.

De toevoeging “in het leven” houdt de suggestie in dat de mens verder moet kijken dan het aardse leven en op zoek moet gaan naar een beter deel in een toekomstig leven. Het huwelijk is een aards genot dat het zwoegen waarmee iemand zwoegt “onder de zon” tenminste nog enige zin geeft, hoe kortstondig dit genot ook is.

Na eten en drinken (Pr 9:7), reinheid en vreugde (Pr 9:8) en een goed huwelijk (Pr 9:9), komt in Pr 9:10 de aansporing om met inzet van alle krachten ons dagelijks werk te doen. “Alles wat uw hand vindt om te doen”, betekent niet alleen ‘doe wat je toevallig op je pad tegenkomt’, maar ook ‘doe al het mogelijke om te werken en grijp elke gelegenheid aan waar je je krachten kunt inzetten’. Dit moet gebeuren “naar uw vermogen”, dat wil zeggen ‘alles wat binnen je vermogen ligt’, met inzet van alle capaciteiten (vgl. Ri 9:33; 1Sm 10:7).

De dood maakt aan alle zoeken en aan alle werken met alle inzet op aarde een einde. Als de dood intreedt, kan van een mens “geen werk, geen overleg, geen kennis of wijsheid” meer worden verwacht. Elke vorm van werk, of het nu handwerk of denkwerk is, is opgehouden, voor altijd. In het graf, waar de mens naar toe gaat, ligt hij als een onbeweeglijk, levenloos lijk.

Voor ons geldt de aansporing dat we altijd overvloedig in het werk van de Heer zullen zijn, juist omdat we weten dat er een opstanding is waar Hij de resultaten van het werk dat we voor Hem hebben gedaan, zal belonen. Er staat daarom dat onze “arbeid niet vergeefs is in [de] Heer” (1Ko 15:58). ‘Vergeefs’ heeft de betekenis van ‘leeg’, dat wil zeggen zonder resultaat. Het resultaat van werk voor de Heer is precies tegengesteld aan de conclusie van de Prediker. Die conclusie is op zichzelf ook juist omdat hij alleen waarnemingen onder de zon doet en de resultaten daarvan doorgeeft.

Omdat we weten dat er een opstanding is, zullen we werken zolang het dag is (Jh 9:4). Er komt een tijd dat dit niet meer mogelijk is, namelijk wanneer we in het graf liggen. Daarom moeten we de geschikte gelegenheid ten volle uitbuiten (Ef 5:16; Ko 4:5) en niet moe worden in goeddoen (Gl 6:9-10).

Copyright information for DutKingComments