Ecclesiastes 9:16

De wijsheid van de arme wordt veracht

De Pr 9:13-15 geven een illustratie van wat Salomo in Pr 9:11 zegt, dat niet de sterke de strijd wint. Het is ook een bewijs van het feit dat de mens de wijsheid van God niet wil, want die ziet hij als iets armzaligs. Salomo heeft die wijsheid gezien en die was voor hem groot, dat wil zeggen dat die grote indruk op hem maakte (Pr 9:13). Het gaat hier over de wijsheid van God. Die wijsheid kan zowel genegeerd (Pr 9:14-16) als bedorven worden (Pr 9:17-18).

Van de illustratie kunnen we de volgende toepassing maken. “Een groot koning” stelt de satan voor. In de “kleine stad” kunnen we een beeld van de wereld zien, die in het heelal slechts een stipje is en waarvan het aantal mensen dat er woont in vergelijking met de talloze engelen heel klein is. De “arme, wijze man” is een beeld van de Heer Jezus (2Ko 8:9; 1Ko 1:30).

De redding van de wereld is door Hem tot stand gebracht. Hij zal Zijn recht erop opeisen op de door God bepaalde tijd. De redding is tot stand gebracht, maar om er deel aan te krijgen moet een mens zich bekeren. Dat doet hij niet, want hij wil niet weten van een redding door een onbeduidend Iemand, Iemand zonder titels en zonder aanzien (Js 53:1-3; Jh 7:14-15). Er wordt helemaal niet meer aan Hem gedacht. Wanneer we met mensen over het evangelie spreken, merken we dat steeds minder mensen in Hem geïnteresseerd zijn.

In Pr 9:16 trekt de Prediker de les uit het voorbeeld van de vorige verzen. Hij vermeldt niet iets wat slechts een enkele keer voorkomt, maar wijst op iets wat schering en inslag is. Mensen willen geen wijsheid als die niet is verbonden met aanzien. Daarom worden deze woorden niet gehoord. Zij hebben hun oren ervoor dichtgestopt (vgl. Hd 7:54-57).

Dit zien we het duidelijkst als het over het kruis van Christus gaat. Het woord van het kruis wordt veracht, terwijl het de wijsheid van God en tevens de kracht van God is (1Ko 1:18; 21). Mensen versmaden Gods wijsheid omdat ze die niet willen, want die laat niets van hun eigen belangrijkheid over.

De Pr 9:17-18 laten zien dat wijsheid waardevol en tegelijk ook kwetsbaar is. De “woorden van wijzen” (Pr 9:17; Sp 1:6) zijn woorden die ons wijs kunnen maken tot behoudenis. Er is wel een voorwaarde verbonden aan het aanvaarden van de woorden van wijzen. Er is rust nodig om ze aan te horen en te overdenken. Die woorden hebben we in de Schrift. Het zijn de woorden van de arme, wijze Man, Christus. Hij is “het dwaze van God” dat wijzer is dan de mensen en “het zwakke van God” dat sterker is dan de mensen (1Ko 1:25).

Tegenover de woorden van wijzen staat “het geroep van hem die over de dwazen heerst”. De schreeuwer maakt indruk op de dwazen. Dwazen luisteren niet, daar hebben ze geen rust voor. Ze gaan af op retoriek, ze buigen voor hem die het goed kan zeggen. Dat zien we bijvoorbeeld in de politiek.

Wijsheid is beter en sterker dan welk wapen ook. Letterlijke wapens helpen niet in de strijd tegen de dood, de duivel en zijn demonen. Ook grote geleerdheid biedt geen uitzicht op overwinning. Dat zien we in de schepping. De zondaar die veel goeds bederft, is de mens die fouten begaat en daardoor wijze maatregelen verhindert. Eén eigenwijze handeling door één mens kan een voortreffelijk plan torpederen. Eén mens, Adam, heeft door één zonde het vele goede van de schepping bedorven.

Door de zonde van één mens, Achan, zondigde heel Israël. Daardoor werd het onmogelijk het land van de zegen verder in bezit te nemen. Eerst moest de zonde worden weggedaan. Daarna kon het volk verdergaan met het veroveren van het land (Jz 7:11-12). Eén zonde in de gemeente die niet wordt geoordeeld, doorzuurt het geheel (1Ko 5:6).

Copyright information for DutKingComments