Ephesians 1:13-14

Verzegeld met de Heilige Geest

Ef 1:13. Ik zou nog iets zeggen over het woord “wij” dat Paulus in Ef 1:12 gebruikt. Dat doe ik naar aanleiding van de verandering van “wij” in Ef 1:12 naar “u” hier in Ef 1:13. Ik heb al gezegd dat Paulus in Ef 1:12 vooral spreekt over Joden die door het geloof in de Heer Jezus nu al met Hem verbonden zijn. Voor hen geldt nu al wat voor Israël als volk nog toekomst is. Het volk moet nog tot berouw en bekering komen. Dat zal gebeuren als de Heer Jezus terugkomt om op aarde te regeren. Dan zal het volk zien op Hem Die zij doorstoken hebben en zullen ze hun Christus onder belijdenis van hun zonden aanvaarden (Zc 12:10-13). Met “vooraf” in Ef 1:12 wordt de huidige tijd bedoeld, de tijd die voorafgaat aan de periode waarin Christus zichtbaar op aarde verblijft. In de huidige tijd wordt Hij alleen door het geloof gezien.

In Ef 1:13 gaat het over de heidenen, aangeduid met “u”. Zij zijn ook in Christus. Alleen kan van hen niet worden gezegd dat zij ‘vooraf’ in Christus hebben gehoopt. In Efeziërs 2 lees je dat zij voor hun bekering overal buiten stonden (Ef 2:12). Nu ze zich hebben bekeerd, hebben ze samen met de gelovige Joden deel aan de erfenis van Christus, samen zijn zij erfgenamen geworden in Hem (Ef 1:11).

Het is niet zo, dat de heiden die tot geloof komt, deel krijgt aan de zegeningen die aan Israël zijn beloofd. Hij krijgt, samen met de gelovige Jood, deel aan de veel hogere geestelijke zegeningen die te maken hebben met het zoonschap en het erfgenaam zijn. Dat hebben we hiervoor gezien. Als extra zegen komt daar in Ef 1:13 nog de verzegeling met de Heilige Geest bij, met Wie zowel de gelovige Jood als de gelovige heiden is verzegeld.

Voordat Paulus daarover gaat spreken, stelt hij eerst op heldere wijze voor hoe de heiden aan de Heilige Geest deel heeft gekregen. Opmerkelijk is de volgorde: eerst horen, dan geloven en ten slotte de verzegeling met de Heilige Geest. Eerst horen en dan geloven stemt overeen met wat we in Romeinen 10 lezen: “En hoe zullen zij geloven in Hem van Wie zij niet gehoord hebben?” (Rm 10:14b). En een paar verzen verder in Romeinen 10 staat: “Dus is het geloof uit de prediking [of: het horen] en de prediking [of: het horen] door het Woord van Christus” (Rm 10:17). Wat in de brief aan de Romeinen “het Woord van Christus” is, wordt hier “het Woord van de waarheid” genoemd, met als toevoeging “het evangelie van uw behoudenis”. De Bijbel is “het Woord van de waarheid”. Hierin heeft God Zijn waarheid, dé waarheid over alle dingen, geopenbaard.

Dit Woord van de waarheid betekent voor ieder die dit Woord aanneemt ‘het evangelie van uw behoudenis’. Evangelie betekent ‘goede boodschap’ en dat is het natuurlijk ook voor een mens die inziet dat God hem als zondaar moet oordelen. Het evangelie biedt hem redding aan door geloof in de Heer Jezus. De inhoud van het evangelie staat in 1 Korinthiërs 15: “Ik nu maak u bekend, broeders, het evangelie dat ik u heb verkondigd, dat u ook hebt aangenomen, waarin u ook staat, waardoor u ook behouden wordt … Want ik heb u in de eerste plaats overgegeven wat ik ook ontvangen heb: dat Christus voor onze zonden gestorven is, naar de Schriften; en dat Hij is begraven, en dat Hij op de derde dag is opgewekt, naar de Schriften” (1Ko 15:1-4). In het evangelie gaat het over de dood en opstanding van de Heer Jezus.

In Romeinen 4 komt daar nog bij het geloven “in Hem [dat is God] Die Jezus onze Heer uit de doden heeft opgewekt, Die overgegeven is om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging” (Rm 4:24b-25). Dit houdt in dat door geloof in de Heer Jezus Die door God is overgegeven in de dood en daaruit ook is opgewekt, een mens behouden wordt.

God drukt Zijn zegel op ieder mens die dat gelooft als bewijs dat zo iemand Zijn eigendom is. Dit zegel is de Heilige Geest. God de Heilige Geest komt in die persoon wonen. De Heer Jezus zegt in Johannes 14 van de Heilige Geest: “Die met u zal zijn tot in eeuwigheid” (Jh 14:16). Hiermee is duidelijk dat het zegel van Gods eigendomsrecht onverbreekbaar is.

Gods Geest wordt hier “de Heilige Geest van de belofte” genoemd. Dit ziet niet zozeer op het feit dat de Heilige Geest beloofd is, maar gaat meer om wat met de verzegeling met de Heilige Geest verbonden is. Met Hem verzegeld zijn houdt een belofte in.

Ef 1:14. Die belofte komt tot uiting in wat volgt. De Geest is namelijk “het onderpand van onze erfenis”. Dat Hij het onderpand is, houdt in dat we die erfenis nog niet bezitten. Een onderpand is een soort garantie dat je in de toekomst datgene, wat je nu nog niet hebt, zult ontvangen. In het spraakgebruik is het onderpand altijd minder dan de zaak zelf. Dat is hier natuurlijk niet het geval. Dat de Heilige Geest hier ‘onderpand’ wordt genoemd, heeft alleen te maken met de zekerheid dat de rest nog zal volgen.

Omdat Hij ons is gegeven, kunnen we nu al van de erfenis genieten, hoewel we die nog niet daadwerkelijk in bezit kunnen nemen. De erfenis ligt in de toekomst. De Heer Jezus Zelf heeft de erfenis ook nog niet ontvangen. Je leest in Hebreeën 2 dat het toekomstige aardrijk aan Hem onderworpen zal zijn (Hb 2:5-8). Dan pas zal Hij heersen en zullen wij met Hem heersen.

Voordat het zover is, moet er eerst nog iets anders met die erfenis gebeuren. We lezen namelijk over “de verlossing van de verkregen bezitting”. Je begrijpt dat met ‘de verkregen bezitting’ de erfenis wordt bedoeld. Deze erfenis is nu al ons bezit, maar ligt nog onder de vloek van de zonde. Die vloek moet eerst worden weggenomen. Wat daarvoor nodig is, heeft de Heer Jezus gedaan op het kruis. Daar is Hij tot ‘een vloek’ gemaakt en heeft Hij de prijs betaald om de vloek van de schepping te kunnen wegnemen. Door de zonde van de eerste mens, Adam, is er een vloek op de schepping komen te liggen. Door de gehoorzaamheid van de tweede mens, Christus, zal deze vloek worden weggenomen.

De verkregen bezitting zal verlost worden door Hem Die het recht daartoe heeft verdiend. Ook Openbaring 5 maakt duidelijk Wie recht heeft op de erfenis – dat recht staat beschreven in de boekrol –: de Heer Jezus Christus. Hij is tegelijk de Leeuw uit de stam van Juda (Op 5:5) én het Lam Dat daar staat als geslacht (Op 5:6). De Leeuw heeft overwonnen door Zich als Lam te laten slachten.

De erfenis zal Hij in bezit nemen als ‘de bedeling van de volheid der tijden’ is aangebroken (Ef 1:10). Dat gebeurt in zekere zin aan het begin van het vrederijk. Dan is de satan gebonden en de zonde beteugeld. Toch is ook in het vrederijk nog zonde aanwezig en daardoor kan van een volmaakte toestand nog geen sprake zijn. Aan het einde van het vrederijk zal de zonde echter volledig uit de schepping worden gebannen. Dan zal het woord van Johannes de doper ten volle worden vervuld: “Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt” (Jh 1:29).

Wanneer de verkregen bezitting verlost is en de gemeente samen met Christus het bestuur daarover heeft gekregen, is het raadsbesluit van God afgerond. Dan zal Gods heerlijkheid schitteren met een glans die nooit zal verbleken. Hij zal dan de lof ontvangen van alles wat er is. De nieuwe schepping zal Zijn heerlijkheid weerspiegelen en alles zal Zijn lof uitademen. Van alle mensen, zowel in de hemel als op de aarde, zal Zijn heerlijkheid afstralen en allen zullen Hem loven. Hem zij de glorie tot in alle eeuwigheid!

Lees nog eens Efeziërs 1:13-14.

Verwerking: Dank God met je eigen woorden voor wat jij allemaal in deze verzen hebt geleerd over Zijn plannen met en voor jou.

Copyright information for DutKingComments