‏ Ephesians 1:6

Tevoren bestemd

In Ef 1:4 gaat het over de plaats die wij nu voor God innemen. We kunnen nu zonder schroom voor God staan omdat Hij ons daarvoor geschikt heeft gemaakt. Hij ziet niets meer in ons wat in strijd is met Zijn natuur, die licht en liefde is.

Ef 1:5. Ef 1:5 gaat nog een stapje verder. Daarin gaat het over de verhouding waarin wij nu tot God staan. Dat is die van het zonen. Even voor de duidelijkheid: als er wordt gesproken over zonen en zoonschap geldt dit zowel voor gelovige mannen als voor gelovige vrouwen. Ook hiertoe heeft God ons “tevoren” bestemd, ook van vóór de grondlegging der wereld. Je kunt spreken van een ‘voorbestemming’.

Terwijl ‘tevoren’ terugziet, laat “bestemd” ons vooruitkijken. Daar zien we het doel van Gods plan, namelijk dat Hij ons als zonen voor Zichzelf wil hebben. Het woord “zoonschap” komt vaker voor (Rm 8:15; 23; Rm 9:4; Gl 4:5) en betekent ‘het stellen als zoon’. God heeft jou als zoon vóór Zich gesteld. In die verhouding sta je nu voor Hem. Onbegrijpelijk, maar waar!

God heeft veel engelen in Zijn omgeving en zij dienen Hem, maar in hen kan God de Vader nooit die vreugde vinden die Hij in de Zoon vindt. Die vreugde vindt Hij alleen in de Zoon én in hen die met de Zoon verbonden zijn en daardoor in dezelfde relatie tot Hem staan als de Zoon.

Let erop dat er dit keer niet staat ‘in Jezus Christus’, maar “door Jezus Christus”. Als het gaat om de verhouding waarin wij als zonen voor God staan, zijn we niet gelijk aan de Zoon. Altijd zal er onderscheid blijven tussen Hem Die de eeuwige Zoon is, en ons die tot zonen gemaakt zijn omdat wij dat niet waren. Dit onderscheid zie je ook in Johannes 20 waar de Heer Jezus zegt: “Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader en naar Mijn God en uw God” (Jh 20:17) en niet: ‘Ik vaar op naar onze Vader en naar onze God’.

Door ons als zonen te ‘adopteren’ doet God veel meer dan tegemoetkomen aan de nood waarin we waren vanwege onze zonden. Voor dat laatste was vergeving voldoende geweest. Maar je weet het: het gaat hier om de verlangens van Gods eigen hart en niet om onze nood. Om dat verlangen te vervullen heeft Hij zonen ‘geadopteerd’. Hij heeft mensen die nergens recht op hadden, opgenomen in Zijn familie en als zonen voor Zich gesteld.

Behalve zoon ben je ook nog kind van God. Kindschap en zoonschap zijn verschillende aanduidingen die beide een bepaalde verhouding tot God aangeven. Je bent niet pas ‘zoon’ wanneer je volwassen bent. Je bent vanaf je bekering zowel kind als zoon. Kind van God geeft aan dat je uit God geboren bent en Zijn natuur gekregen hebt. In zoonschap zien we het verlangen van God om gemeenschap met Zijn kinderen te hebben. Van je kinderen kun je genieten, met je zoon bespreek je ook zaken. In de zakenwereld zie je wel een naam als ‘Jansen en Zonen’, maar niet ‘Jansen en Kinderen’. Bij zoonschap gaat het om het delen van dezelfde interesses. Dat is waaraan God heeft gedacht toen Hij ons aannam als zonen.

Toen Hij dat deed, handelde Hij “naar het welbehagen van Zijn wil”. Dit is weer zo’n mooie uitdrukking die aangeeft hoe God tot dit handelen is gekomen. Als Hij het alleen had gedaan omdat Hij het wilde, had dat de nadruk gelegd op Zijn soevereiniteit, maar dan was Zijn innerlijke motief verborgen gebleven. Daarom wordt aan Zijn wil het ‘welbehagen’ verbonden. Het laat de vreugde zien waarmee God Zijn wil uitvoert.

Een prachtig voorbeeld van dit woord vind je in de evangeliën. Daar hoor je enkele keren: “Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen heb gevonden” (Mt 3:17; Mt 17:5). In deze uitspraak hoor je hoe verheugd de Vader is over Zijn Zoon. Die vreugde is er bij de Vader omdat de Heer Jezus, als enige Mens op aarde, volmaakt doet wat Hij wil. De Heer Jezus zegt daarover: “Mijn voedsel is, dat Ik de wil doe van Hem Die Mij heeft gezonden en Zijn werk volbreng” (Jh 4:34). Het motief van het handelen van de Vader ligt in het welbehagen dat Hij in de Heer Jezus heeft.

Ef 1:6. Zijn doel hiermee is: “De lof van de heerlijkheid van Zijn genade.” Niet slechts ‘Zijn genade’, maar “de heerlijkheid van Zijn genade”. Zijn genade zou al zichtbaar zijn geworden als Hij ons onze zonden had vergeven. We hadden het oordeel, de hel, verdiend. Als Hij ons daaraan niet prijsgeeft, maar ons ervan behoudt, zouden we Hem daar ook al eeuwig lof en eer voor geven. Maar zoals je hebt gezien, had Hij met ons een veel hoger plan. We mogen bij Hem zijn als zonen. Daarom is het niet langer alleen ‘Zijn genade’, maar ‘de heerlijkheid van Zijn genade’.

Zoals bij Ef 1:3 al is opgemerkt, eindigt hiermee het eerste onderdeel van het gedeelte van de Ef 1:1-14. Het onderdeel dat nu volgt, laat zien wat God gedaan heeft om ons deze heerlijke plaats voor Zichzelf te geven en wat de gevolgen daarvan zijn in de toekomst. Dit onderdeel eindigt in Ef 1:12, opnieuw met de “lof van Zijn heerlijkheid”.

Tot nu toe heb je gehoord over het voornemen van God. In het deel dat nu volgt, laat Paulus zien welke stappen God, om zo te zeggen, heeft gezet om dit voornemen uit te werken. De eerste stap is dat “Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde”. Dit is weer zo’n schitterende uitdrukking. Het ‘begenadigd’ zijn heeft de betekenis van ‘aangenaam gemaakt’. Het ziet op de gunst waarin we nu voor God staan (Rm 5:2).

Jij en ik zijn niet aangenaam in onszelf. We zijn dat geworden omdat God ons aanziet in Zijn Zoon, Die hier met het veelzeggende woord ‘Geliefde’ wordt aangeduid. Er staat niet ‘in Christus’ of ‘in Hem’ zoals in de voorgaande verzen. Dat zou hier niet voldoen. Het gaat niet om de positie die de Heer Jezus voor God inneemt. Nee, het gaat om Wie de Heer Jezus Zelf is voor God.

Het woord ‘Geliefde’ laat zien hoezeer de Heer Jezus het bijzondere voorwerp van Gods genegenheid en welbehagen is. Alle liefde van de Vader richt zich op Zijn Zoon. Dat was al zo in de eeuwigheid. Tijdens Zijn leven op aarde heeft de Heer Jezus de Vader nog een extra reden gegeven om Hem lief te hebben. Dat lees je in Johannes 10: “Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik Mijn leven afleg, opdat Ik het weer neem” (Jh 10:17). Daarmee doelt Hij op het werk dat Hij ging volbrengen op het kruis. Daar zou Hij de Vader bovenmate verheerlijken. Dat gaf de Vader een nieuwe aanleiding om Hem lief te hebben. En in Deze, door de Vader Geliefde, zijn wij begenadigd of aangenaam gemaakt.

In het Oude Testament vind je hiervan een mooi beeld. Je leest in Leviticus 1 over het brandoffer. Dat stelt de Heer Jezus voor in Zijn volle toewijding aan God. In Leviticus 7 staat dan: “En de priester die iemands brandoffer aanbiedt, voor die priester is de huid van het brandoffer dat hij aangeboden heeft” (Lv 7:8). Hier zie je in beeld waarover we in deze brief lezen. De priester krijgt de huid van het brandoffer, hij mag zich ermee bekleden.

Zo is het nu ook met de gelovige. De priester stelt de gelovige voor die aan God vertelt over wat de Heer Jezus voor Hem heeft gedaan – dat is wat wij nu onder ‘offeren’ verstaan. De gelovige die dat doet, mag weten dat hij ‘aangenaam gemaakt is in de Geliefde’. Het is zo, dat de Vader de Heer Jezus ziet als Hij ons ziet, want Hij ziet ons bekleed met Hem.

Lees nog eens Efeziërs 1:5-6.

Verwerking: Waarom heeft God jou als zoon willen hebben?

Copyright information for DutKingComments