Ephesians 1:6-7

Tevoren bestemd

In Ef 1:4 gaat het over de plaats die wij nu voor God innemen. We kunnen nu zonder schroom voor God staan omdat Hij ons daarvoor geschikt heeft gemaakt. Hij ziet niets meer in ons wat in strijd is met Zijn natuur, die licht en liefde is.

Ef 1:5. Ef 1:5 gaat nog een stapje verder. Daarin gaat het over de verhouding waarin wij nu tot God staan. Dat is die van het zonen. Even voor de duidelijkheid: als er wordt gesproken over zonen en zoonschap geldt dit zowel voor gelovige mannen als voor gelovige vrouwen. Ook hiertoe heeft God ons “tevoren” bestemd, ook van vóór de grondlegging der wereld. Je kunt spreken van een ‘voorbestemming’.

Terwijl ‘tevoren’ terugziet, laat “bestemd” ons vooruitkijken. Daar zien we het doel van Gods plan, namelijk dat Hij ons als zonen voor Zichzelf wil hebben. Het woord “zoonschap” komt vaker voor (Rm 8:15; 23; Rm 9:4; Gl 4:5) en betekent ‘het stellen als zoon’. God heeft jou als zoon vóór Zich gesteld. In die verhouding sta je nu voor Hem. Onbegrijpelijk, maar waar!

God heeft veel engelen in Zijn omgeving en zij dienen Hem, maar in hen kan God de Vader nooit die vreugde vinden die Hij in de Zoon vindt. Die vreugde vindt Hij alleen in de Zoon én in hen die met de Zoon verbonden zijn en daardoor in dezelfde relatie tot Hem staan als de Zoon.

Let erop dat er dit keer niet staat ‘in Jezus Christus’, maar “door Jezus Christus”. Als het gaat om de verhouding waarin wij als zonen voor God staan, zijn we niet gelijk aan de Zoon. Altijd zal er onderscheid blijven tussen Hem Die de eeuwige Zoon is, en ons die tot zonen gemaakt zijn omdat wij dat niet waren. Dit onderscheid zie je ook in Johannes 20 waar de Heer Jezus zegt: “Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader en naar Mijn God en uw God” (Jh 20:17) en niet: ‘Ik vaar op naar onze Vader en naar onze God’.

Door ons als zonen te ‘adopteren’ doet God veel meer dan tegemoetkomen aan de nood waarin we waren vanwege onze zonden. Voor dat laatste was vergeving voldoende geweest. Maar je weet het: het gaat hier om de verlangens van Gods eigen hart en niet om onze nood. Om dat verlangen te vervullen heeft Hij zonen ‘geadopteerd’. Hij heeft mensen die nergens recht op hadden, opgenomen in Zijn familie en als zonen voor Zich gesteld.

Behalve zoon ben je ook nog kind van God. Kindschap en zoonschap zijn verschillende aanduidingen die beide een bepaalde verhouding tot God aangeven. Je bent niet pas ‘zoon’ wanneer je volwassen bent. Je bent vanaf je bekering zowel kind als zoon. Kind van God geeft aan dat je uit God geboren bent en Zijn natuur gekregen hebt. In zoonschap zien we het verlangen van God om gemeenschap met Zijn kinderen te hebben. Van je kinderen kun je genieten, met je zoon bespreek je ook zaken. In de zakenwereld zie je wel een naam als ‘Jansen en Zonen’, maar niet ‘Jansen en Kinderen’. Bij zoonschap gaat het om het delen van dezelfde interesses. Dat is waaraan God heeft gedacht toen Hij ons aannam als zonen.

Toen Hij dat deed, handelde Hij “naar het welbehagen van Zijn wil”. Dit is weer zo’n mooie uitdrukking die aangeeft hoe God tot dit handelen is gekomen. Als Hij het alleen had gedaan omdat Hij het wilde, had dat de nadruk gelegd op Zijn soevereiniteit, maar dan was Zijn innerlijke motief verborgen gebleven. Daarom wordt aan Zijn wil het ‘welbehagen’ verbonden. Het laat de vreugde zien waarmee God Zijn wil uitvoert.

Een prachtig voorbeeld van dit woord vind je in de evangeliën. Daar hoor je enkele keren: “Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen heb gevonden” (Mt 3:17; Mt 17:5). In deze uitspraak hoor je hoe verheugd de Vader is over Zijn Zoon. Die vreugde is er bij de Vader omdat de Heer Jezus, als enige Mens op aarde, volmaakt doet wat Hij wil. De Heer Jezus zegt daarover: “Mijn voedsel is, dat Ik de wil doe van Hem Die Mij heeft gezonden en Zijn werk volbreng” (Jh 4:34). Het motief van het handelen van de Vader ligt in het welbehagen dat Hij in de Heer Jezus heeft.

Ef 1:6. Zijn doel hiermee is: “De lof van de heerlijkheid van Zijn genade.” Niet slechts ‘Zijn genade’, maar “de heerlijkheid van Zijn genade”. Zijn genade zou al zichtbaar zijn geworden als Hij ons onze zonden had vergeven. We hadden het oordeel, de hel, verdiend. Als Hij ons daaraan niet prijsgeeft, maar ons ervan behoudt, zouden we Hem daar ook al eeuwig lof en eer voor geven. Maar zoals je hebt gezien, had Hij met ons een veel hoger plan. We mogen bij Hem zijn als zonen. Daarom is het niet langer alleen ‘Zijn genade’, maar ‘de heerlijkheid van Zijn genade’.

Zoals bij Ef 1:3 al is opgemerkt, eindigt hiermee het eerste onderdeel van het gedeelte van de Ef 1:1-14. Het onderdeel dat nu volgt, laat zien wat God gedaan heeft om ons deze heerlijke plaats voor Zichzelf te geven en wat de gevolgen daarvan zijn in de toekomst. Dit onderdeel eindigt in Ef 1:12, opnieuw met de “lof van Zijn heerlijkheid”.

Tot nu toe heb je gehoord over het voornemen van God. In het deel dat nu volgt, laat Paulus zien welke stappen God, om zo te zeggen, heeft gezet om dit voornemen uit te werken. De eerste stap is dat “Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde”. Dit is weer zo’n schitterende uitdrukking. Het ‘begenadigd’ zijn heeft de betekenis van ‘aangenaam gemaakt’. Het ziet op de gunst waarin we nu voor God staan (Rm 5:2).

Jij en ik zijn niet aangenaam in onszelf. We zijn dat geworden omdat God ons aanziet in Zijn Zoon, Die hier met het veelzeggende woord ‘Geliefde’ wordt aangeduid. Er staat niet ‘in Christus’ of ‘in Hem’ zoals in de voorgaande verzen. Dat zou hier niet voldoen. Het gaat niet om de positie die de Heer Jezus voor God inneemt. Nee, het gaat om Wie de Heer Jezus Zelf is voor God.

Het woord ‘Geliefde’ laat zien hoezeer de Heer Jezus het bijzondere voorwerp van Gods genegenheid en welbehagen is. Alle liefde van de Vader richt zich op Zijn Zoon. Dat was al zo in de eeuwigheid. Tijdens Zijn leven op aarde heeft de Heer Jezus de Vader nog een extra reden gegeven om Hem lief te hebben. Dat lees je in Johannes 10: “Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik Mijn leven afleg, opdat Ik het weer neem” (Jh 10:17). Daarmee doelt Hij op het werk dat Hij ging volbrengen op het kruis. Daar zou Hij de Vader bovenmate verheerlijken. Dat gaf de Vader een nieuwe aanleiding om Hem lief te hebben. En in Deze, door de Vader Geliefde, zijn wij begenadigd of aangenaam gemaakt.

In het Oude Testament vind je hiervan een mooi beeld. Je leest in Leviticus 1 over het brandoffer. Dat stelt de Heer Jezus voor in Zijn volle toewijding aan God. In Leviticus 7 staat dan: “En de priester die iemands brandoffer aanbiedt, voor die priester is de huid van het brandoffer dat hij aangeboden heeft” (Lv 7:8). Hier zie je in beeld waarover we in deze brief lezen. De priester krijgt de huid van het brandoffer, hij mag zich ermee bekleden.

Zo is het nu ook met de gelovige. De priester stelt de gelovige voor die aan God vertelt over wat de Heer Jezus voor Hem heeft gedaan – dat is wat wij nu onder ‘offeren’ verstaan. De gelovige die dat doet, mag weten dat hij ‘aangenaam gemaakt is in de Geliefde’. Het is zo, dat de Vader de Heer Jezus ziet als Hij ons ziet, want Hij ziet ons bekleed met Hem.

Lees nog eens Efeziërs 1:5-6.

Verwerking: Waarom heeft God jou als zoon willen hebben?

De verborgenheid van Gods wil

Ef 1:7. In deze verzen zien we de volgende stappen die God heeft gezet om Zijn voornemen te realiseren. We hebben al gezien dat God ons ‘aangenaam gemaakt heeft in de Geliefde’. Nu lezen we wat we nog meer hebben gekregen in die Geliefde, want op Hem heeft het “in Wie” aan het begin van Ef 1:7 betrekking. We hebben in Hem ook “de verlossing” en “de vergeving”. Je kunt zeggen dat dit de middelen zijn, waarmee de wil van God ten aanzien van ons kon worden vervuld. Zowel vergeving als verlossing is door het werk van Christus tot stand gebracht. Beide waren nodig omdat de zonde in de wereld was gekomen.

‘Verlossing’ was nodig omdat wij volledig in de macht van de zonde waren. Onszelf bevrijden konden we niet, maar door het bloed van Christus is verlossing tot stand gekomen. Dit wordt mooi geïllustreerd in Exodus 12. Het volk Israël is in slavernij in Egypte en God gaat het daaruit verlossen. De basis voor deze verlossing is het bloed van een lam dat moest worden geslacht. In Exodus 12 kun je lezen wat de Israëliet met dat bloed moest doen en wat het voor God betekende (Ex 12:2-13). Op grond van het bloed gaat het oordeel aan de Israëliet voorbij én vindt er verlossing plaats uit de macht van Egypte.

Het zal je duidelijk zijn dat het lam in Egypte een beeld is van het Lam van God, de Heer Jezus. Wat jij had verdiend, heeft Hij in jouw plaats ondergaan. In Hem ben jij verlost, in Hem heb jij de verlossing ontvangen.

Behalve verlossing was ook ‘vergeving’ van je overtredingen nodig. Je was niet alleen in de macht van de zonde, je leefde er ook naar. Dat maakten je daden goed duidelijk. Wat je deed, was in alle opzichten een overtreden van wat God heeft gezegd. Overtredingen vragen altijd om straf. Hoe geweldig is het nu dat God niet jou daarvoor heeft gestraft, maar Zijn eigen Zoon. In Hém heb je vergeving ontvangen.

Hoewel verlossing en vergeving hebben gebracht wat je nodig had, staat jouw nood hier niet op de voorgrond. Nee, het is de bedoeling van de Heilige Geest om in de verlossing en de vergeving “de rijkdom van Zijn [d.i. Gods] genade” te onderstrepen. Op die manier komen Góds hart en gezindheid tot uiting.

In dit vers, waar wij erbij betrokken zijn met onze zonden, komt ‘de rijkdom van Zijn genade’ tot uiting. In Ef 1:6, waar alles alleen om God gaat, is het ‘de heerlijkheid van Zijn genade’. De rijkdom van Zijn genade staat tegenover de armoede van onze zonden waarin wij ons bevonden. Tevens is het niet slechts een genade die voorziet in wat nodig is. God voorziet niet in de mate van onze behoeften, maar in veel meer. Hij voorziet naar Zijn rijkdom.

Ef 1:8. Die rijkdom wordt verwoord in de Ef 1:8-9. Je ziet daar de dode, onmachtige zondaar (jij!) opgetild tot een zo grote hoogte dat hij (jij!) inzicht krijgt in de geheimen van Gods hart, zodat hij (jij!) die met Hem kan delen. Ook hierbij gaat het om plannen van God die Hij van eeuwigheid in Zijn hart had, maar waarvan de volle verwerkelijking nog moet komen.

Het is iets anders dan wat je tot nu toe hebt gezien, namelijk wat er in Gods hart was voor jou en wat Hij ook heeft waargemaakt. Je hebt er deel aan: je bent gezegend met alle geestelijke zegening; je bent uitverkoren; God ziet je als heilig en onberispelijk; Hij heeft je als zoon aangenomen; je bent aangenaam gemaakt in de Geliefde; Hij heeft je verlost en vergeven. Het staat allemaal in de Ef 1:3-7. Allemaal echt helemaal waar.

En, alsof het niet op kan, Hij heeft nog meer zegeningen voor je klaarliggen. Die komen nu aan de orde. Ook daar wil Hij je in laten delen, opdat je nu al kunt gaan genieten van wat nog komt. Om wat er in Zijn hart is met jou te kunnen delen, heeft Hij in de overvloed van de rijkdom van Zijn genade jou “alle wijsheid en inzicht” ter beschikking gesteld. Hoe zouden we iets van Gods plannen en daden kunnen begrijpen als Hij Zelf ons daartoe niet in staat stelt? Ook hier tref je weer overvloed aan: God geeft niet mondjesmaat wijsheid en inzicht, maar “alle”.

Hij weet precies wat nodig is om ons binnen te voeren in de plannen van Zijn hart. Daarvoor heeft Hij ons eerst tot zonen gemaakt. Zoals je nog wel zult weten, heeft Hij dat juist gedaan om Zijn gedachten met ons te kunnen delen. Als zonen heeft Hij ons ‘opgetild’ tot een positie waar Hij op Zijn niveau met ons kan spreken. Daarbij heeft Hij ons voorzien van ‘alle wijsheid en inzicht’. Je kunt wel iets willen bekendmaken, maar als je ‘doelgroep’ er niets van begrijpt, schiet je er niet veel mee op. Zo is God dan ook niet te werk gegaan.

Ef 1:9. God heeft ons wijsheid en inzicht gegeven omdat “Hij ons de verborgenheid van Zijn wil bekend heeft gemaakt”. Hier heb je wat God met ons wil delen. Het gaat om dingen die Hij nog nooit aan iemand heeft verteld, ook niet aan iemand van Zijn volk in het Oude Testament. Wat die verborgenheid inhoudt, staat in de Ef 1:10-11. Het betreft de regering van de Heer Jezus over alle dingen.

Nu zou je kunnen zeggen: ‘Maar dat was toch geen verborgenheid; dat was toch ook in het Oude Testament bekend?’ En dan kun je daarvoor bijvoorbeeld verwijzen naar Psalm 8 (Ps 8:7-9). Daar heb je gelijk in. Toch is dat niet de verborgenheid waar het hier over gaat. Déze verborgenheid gaat over de regering van de Heer Jezus over alle dingen samen met de gemeente. Dat is niet bekendgemaakt in het Oude Testament. De apostel Paulus heeft de speciale bediening gekregen om deze verborgenheid bekend te maken. In Efeziërs 3 zal hij dat nader toelichten.

De verborgenheid van de eenheid tussen de Heer Jezus en de gemeente is voor de wereld nog steeds een verborgenheid. In 1 Johannes 3 lees je eenzelfde gedachte: “Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn” (1Jh 3:2b). Johannes bedoelt te zeggen dat de wereld nog niets ziet van het feit dat wij kinderen van God zijn. Dat zal de wereld pas zien wanneer de Heer Jezus terugkomt en wij met Hem (Ko 3:4; 2Th 1:7-10).

De verborgenheid is alleen bekendgemaakt aan hen die tot de gemeente behoren. Helaas is zelfs voor veel leden van de gemeente deze eenheid nog steeds een verborgenheid. Allen die menen dat de gemeente de voortzetting van Israël is, beseffen niet dat de gemeente haar oorsprong en ook haar doel in de hemel heeft. Juist door hun gericht zijn op de aarde gaan zulke christenen voorbij aan het ‘welbehagen’ van God.

God vindt er Zijn vreugde in deze dingen in deze tijd aan de Zijnen mee te delen. Kijk nog maar eens naar Ef 1:5 waar je ook over het welbehagen van God leest. Daar is het Zijn vreugde om zonen voor Zichzelf te hebben, ook nu al. Hier is het Zijn vreugde om die zonen bekend te maken wat Hij in de toekomst met Christus en de gemeente gaat doen.

God was in het geheel niet verplicht om dit geheim, “dat Hij Zich had voorgenomen in Zichzelf” (Ef 1:10), met ons te delen, maar Hij wilde het zo graag. Nog eens valt hier de nadruk op het feit dat al Zijn voornemens in Hemzelf hun oorsprong hebben. Hij had geen enkele verplichting tegenover wie dan ook om die bekend te maken. Hij had Zijn voornemens voor Zich kunnen houden. Toch is Hij ermee naar buiten gekomen en heeft ze bekendgemaakt aan een door Hemzelf geselecteerde groep mensen. Is het geen groot wonder dat jij en ik daarbij mogen horen?

Lees nog eens Efeziërs 1:7-9.

Verwerking: Ga nog eens na welke stappen God heeft gezet voor het uitvoeren van Zijn voornemens en dank Hem voor elke stap.

Copyright information for DutKingComments